Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Vrijdach 6 Maii 1575.Also der heer stadtholder sijn der stadt geleende 3000 car. gl., oeck 200 gl. tot reparerung der dijcken verschoten, weder gefurdert, hefft men de noedtlick up interest tbeholden begeert, doch um de 200 allene uuthstal versocht, van communicatie mit anderen des wetentheit int particulier hebbende. | |
[pagina 300]
| |
Is oeck mede gesacht, van de sloetelen te willen weder uuth des borgermesters Roltemans handen na der utinge (derwijlen sijn huesfrouwe ydts doet boven eerden) durch Bustamante te willen laten haelen, want de allene conditionaliter (woe oeck de boenen) restitueert weren. Nahdem men nu de commission gehoert mit beloffte ende inholdt, van iider bij sijn privilegien te willen laten, hebben B. ende R. gysteren um handthavinge derselver vlijtich angeholden, oeck weder begerende, den vrijen koer to genietende. Des affgeslagen, als an sijn G. neet staende, dan hedde se sus al van Megen ende Hierges tijden aff gevonden. Sold oeck moeten meer knechten hiirin leggen. Is voergegeven, dat de hoptluyde ende veenrycke solden wijncijs vrij sijn. Is em verloefft, ener te bewilligen, de hoer allene soll willen ende nemant anders tappen, daervan se alsdan hoere wijnen solden moegen cijsvrij haelen edder kopen latenGa naar voetnoota). Na lange communicatie mitten 3 heren borgermesteren ende syndicus bij den heren stadtholder geholden van dopbouwinge des casteels ende anders, is sijn G. cum uxore et familia weder na Westerlandt a prandio vertogen. Der syndicus hefft sijn denst upgesechtGa naar voetnoot1). |
|