Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Vrijdach 10 Junii 1575.

Sijn de soldaten inkomen; de heren borgermester en Schaffer, Clandt ende de gantse Raedt groetlyck, woe dan oeck de gemene borger ende ingeseten daermit belast ende beswaert geworden.

De butenste Oesterpoerte (daer erdages de graeff van Embden als stadtholder van wegen des hilligen Roomschen Rijcks sijn logerong up gehadt) is begint aff to breken²⁾.

Angesacht van tegen morgen dusent car. gl. totten castele (doch in affkortinge van seker 20000) to verrichtende, is na up 500 gl. gelaten.

2) Zie Rengers ten Post I 375. Bedoeld is graaf Edzard van Oost-Friesland, die in 1506 door de stad als heer werd aangenomen. Zie Formsma, Wording blz. 71.