Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Donderdach 29 Septembris 1575.Sint duo consules Clant ende Schaffer van den heren stadtholder verboedet, de em onder anderen voergedragen, woe der amptman in beyden Oldenampten sijn ampt to verlaten gemeent, begeerde men daer een goet edelman met versehen wolde, ons allen wall bekant. Dat der landtrentmester sich verclaert mer voer en tokomenden Sondage ende den naesten daerna gelt tot de leheninge thebbende ende want de lande de vordere leninge ende principalick tot de soldaten binnen der stadt affgeslagen, moesten derwegen de geswoernen van der stadt daerto raeden. | |
[pagina 315]
| |
Borgermester Hermen Clandt, in beyden Oldenampten amptman, secht, woe he sich neet hebbe verluyden laten, van in meninge offt gesinnet tsijnde, het voersz. ampt ende officie te resigneren offt verlaten, dan dat he soll hoopen, wen een nije raedt mucht weder gekoren worden, alsdan oeck mede sijns ampts te sullen vrij ende entledight sijn. Torcks ruyterspill a prandio upt marckt tegens den holten omlopenden gelckGa naar voetnoot1) etc.; het togerustede galleyenschyp is, upter straten komende, voert mislucket ende de rader tobroecken ende also de vrouwde der voerige dagen daermit achterbleven. |
|