Vrijdach 31 Augusti 1576.
De olderman ende hoefflingen van de goldtsmedeghylde contra Sijmon de joede; in anseung tegenwoerdiger saecken gestalt ende gelegentheyt koenen B. ende R. neet bevinden, dat Sijmon de joede na der goldtsmederulle soll ditmael behoeren broeckvellich erkant te wordende, beholdtlyck dat de voersz. joede (sijn egen erbiedinge nah) en sall na desen daghe sodane ende diergelijcke onduchtige wareken ende waeren al hiir neet meer verkopen noch verhanteren, sall oeck dese questiose vergulden beeckeren voer den selven prijss, soe he de verkofft, weder annemen.