Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Saterdach 8 Decembris 1576.Alsoe een erb. Raedt noch wall voer goet ingeseen, den voersz. brieff noch over te sendende ende daerup dolde Raedt mit de geswoerne vordaget ende denselven angehoert, hebben hart gedrongen eerstes dages to reysende, bijsunders so de Lande ghyster vertogen, waerdurch tsenden van den brieff (de geheel | |
[pagina 350]
| |
veerdich was) torugge gebleven, et male, derwijlen noch onseker, off dander overgekomen. Hiirna volget de voorsz. brieff mitter bijgefueghter vorclaringe, soe gereedt gescreven doch neet gesonden: Durchluchtige, hoochgeboern, edell und vermoegende heernn. Soe ende nahdem wij eerghisteriges dages upten brieff ende schrijvent ter ernstiger begheerte der anderen Staten, den vijfften Novembris an ons gesonden (de over 20 dagen retardeert gewest), zeeckere onse communication mitten anderen gehadt ende der saecken hoochwichticheyt vast aller tsijden rijpelick erwoegen, hebben lestlyck beyder tsijden wall willens ende geneight gewest (woe oeck noch), onse gedeputeerden (denselven genedigen schrijven nah) eerstes dages darwerts aff to veerdigen. Derwijlen oeverst waerachtich, dat bijsunders de van der stadt ydtziger tijdt (woe gelijcksfals de Omlanden mede) soe seer swaerlyck ende mennichfoldiger wijse, vermidts tegenwoerdiger subiter alteratie aller tsijden beswaert ende belastiget sijn, dat se oere raedtsvorwandte vrunde sampt oeren syndico (woe se midts desen woellen verclaert hebben) gants quellycken solden darven edder misten koenen, hebben derwegen, in ansehung bijsunders desen ydtzigen winterstijdt, oeck den langen gefaerlycken und peryculosen wech, mede dat de pacificatie (als wij verstaen) reede all getroffen ende publiceert geworden ende wy yummer nichts leevers noch angenamers dan den langgewonschten vreden solden tegenwoerdich begheren oder believen moegen, hebben derhalven wij oeck in desen, naemptlyck off wij deser tijdt noch sullen moeten aldaer erschijnen oder neet (woe gelijcksfals in des bij der stadt voerhen (als hiirin verwaert), overgeschreven) euwer durchluchtichd., hoochgeb., edell und vermoegentd. genedichsten willen und wallmeninge in aller gehoersamer onderdanicheyt gheern avermaels upt spoedichst willen gewartich sijn, ons volgendts als getruwe sijne Mateyts ondersaten daerna in den besten tho richtende, midlerwijlen gants onderdanichlyck biddende, van der langkwerende overmate ende onnoediger besettinge te moegen warcklyck gevrijet ende neet in den grundt verdruckt, verarmt ende verdorven worden. Durchluchtige, ...Ga naar voetnoota) heernn, der allmechtiger Godt will euwer durchluchticheden...... in gewonschten walstande langkdurich vristen ende bewaeren. Scriptum onder der stadt Groeningen signete (dat wij dit mael hiirtho samptlyck gebruycken, den vijfften Decembris 1576. Onderstondt: Euwer durchluchticheden....... B. ende R. mit der Omlanden gedeputeerden, sampt T., Sw. M. ende B.v.d.g. der stadt Groeningen. dOpschrifft van desen was als volget: den durchluchtigen,.... heernn van Con. Mats Raede van State...... Nota, dat hiirin gelecht de copien van den eersten brieff upten 24 ende van der requeste, daerna mitten duplicata upten 27 Decembris overgesondenGa naar voetnootb). Dit ondergescrevene was naderhandt upten selven breeff gescreven: Woewall upten eersten ende anderden Decembris Stadt und Lande tosamen versproecken, het genedich antwoerth up onsen scrijvent van den 24 ende 27 Novembris laestleden mitsampt der ankompst van den heernn oeversten edder commissarien vandaer noch etlycke dagen in onderdanicheyt tho verwachtende ende daerup voer ghoet ingeseen, desen tegenwoerdigen in plaets van een triplicata aff to feerdigen, alleene dat de gedeputeerden oeren syndicum noch weren verwach- | |
[pagina 351]
| |
tende, dewelcke daerna gekomen, sulckes nochtans weder affgesecht, vermidts zij nu selffs tho verreysende gemeent etc. Der wijlen wij oeverst besheer noch ter tijdt gheen bescheet noch antwoert (als wij wal verhoopt) vandaer entfangen, neet wetende, off onse voerige schrijvent overgekomen mach sijn oder neet, hefft ons noch ghoetgeducht, desen tegenwoerdigen darwerts tho verfeerdigen ten eynde als boven. Datum den 8 Decembris 1576. Nota, dat dese alsus noch affgefeerdight is den 15 DecembrisGa naar voetnoota). Is der boede van Bruessel Pieter Roelou ankomen met 2 besloten breven an Stadt ende Lande, deene van Con. Mat. van dato den 1 SeptembrisGa naar voetnoot1), daerin Don Johan van Oestentrijck der Nederlanden gouverneur generael verordnet, dander van Don Jehan selffs, gesonden uuth Luxembourch van dato den 6 Novembris, twe dagen nadat de brandt, moort ende destructie in der stadt Antwerpen durch den Spangerden van den castele geperpetreert, daer Egmondt gevangen, Eberstein ende Bevre in der Scheldt verdronckenGa naar voetnoot2). 6 Octobris de moort tho Maestricht gescheen. |
|