Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Wittendonderdach 4 Aprilis 1577.

De gevangen, soe sich mitter wacht ende waerninge upten toorn doer den drunck ende onachtsamheit schendtlyck ende schadelyck vorgrepen, sijn durch voerbede des heern stadtholders sampt der heern pastoren ende priesteren, als oeck der 4 hoptluyden bij een erb. Raedt begenedight worden.

Der Swoerne Meente tho stillende, hefft men navolgende acte hoer voergelesen: Alsoe om twijspalt ende onenicheit to vermijdende de van der S.M. sich guetwillich neffens den anderen borgeren mede in der schutterie begheven, neettegenstaende se gesustineert, als stadtsgeswoernen daervan te sullen gevrijet sijn, hefft een erb. Raedt hem derwegen ontheten, dat sulckes in kumpstigen tijden hem noch oere nakomelingen an hoer hebbende vrij- ende gerechticheit onhinderlyck ende ghenerleye wijse nadelich wesen sall; des sullen oeck tijdtlicks twe van de S.M., soe dan upter wacht sint, van doldtsten aff ende bij boerten mit eenen raedtsvorwanter neffens den hoptman ende anderen bevelhebberen ghoede

[p. 376]

tovorsicht ende sorge in gelijcker authoriteet voer deser stadt beste ende walfaert helpen dragen ende bevorderen. Actum den 3 Aprilis 1577.

Dese acte hem voergelesen, hebben sich de gevallen laten, oeverst weder grote beswaringe maeckt in den artyckelsbrieff, des se in sulcken valle te consenteren neet mechtich, dan dat etlycke meer borgere daer musten over geroepen worden. Ende want de saecke also ghyster believet ende de samptlicke 4 klufften daerup an de 7 uhren in den rinck upt marckt omtrent het rechthuys bescheyden, de nu oeck all starck aldaer versamblet, ist bij der voeriger conclusie gebleven und volgendts de articulen den vrunden in den rynck in bijwesent des gantsen Rhaedts voergelesen, nemine obmurmurante excepto forte uno aut altero, de een erb. Raedt ende neet den profaes togehoeren gemeent.

Doch eer men wegen der S.M. tot den gysterigen besluth weder moegen komen, hefft men de leste clausule van correctie ende moderatie (de sunst in fine gestelt) int begynsel afflesen laten, mit den anhanck, dat sodane corectie neet allene bij B. ende R., dan oeck bij den T., S.M. ende B.v.d.G. kumpstichlyck gescheen soll ende sijn de articulen mit deser voerrheden vorgelesen worden. Dese ordinantie, puncten ende articulen sullen alletijdt staen tot verbeteringe, verandringe, correctie ende moderatie van B. ende R. Additum: mitsampt T., S.M. ende B.v.d.G., o curas hominum^a).

Woewall de schuttenkoninck ende 4 hoevelingen mer 1 quarte sampt de proffaes up Paesschen gehadt, hefft men se dennoch ditmael vereheren laten iider mit 1 kanne wijns alsmede hoer twe capellanen.

Oeck hefft men vrunde bewilliget, de na der Drenthe ende anders, om holdt ende geldtstuyr to wederupbouw des toerns an goede luyden te begeren, vertrecken solden¹⁾ mit susdanen attestatie:^b)

Soe Hans van Meppen als tegenwoerdiger hoptman up Delffzijll upten 19 Martii laestleden verclaert, he Con. Mat., sijn Gen. und den Omblanden eedt gedaen ende dat Aylcko Wijntken als commissarys derselver Omlanden noch boven em weere etc., hefft men desfals an sijn Gen. gescreven sich sulcks beclagende mit begerent tselve geremediert, soe der stadt oer inseggent daermede to competeerde, offt dattet gedemolieert muchte worden

a) In het handschrift volgen nu blz. 115-123 de artikelbrief en de instructie van de ‘profaes’ van het regiment.

1) In het begin van deze maand werden Evert Sijmens en Egbertus Upkena belast te Mechelen, 's-Hertogenbosch of Utrecht uit te zien naar een klokkengieter. Zij kwamen te Mechelen in aanraking met mr. Adriaen Strijlaert, maar namen hem niet aan. Miss. prot. Alting blz. 581 en dl 2 blz. 1. Zie ook Reg. Feith 1577 nrs. 20 en 131. Van 9 mei dateert een contract tussen Sijmens en Upkena, kerkvoogden van St. Maartenskerk, en mr. Adriaan Staillart te Mechelen over het leveren van een klok.

b) In het handschrift volgt dan deze attestatie, waarin tot wederopbouw van de toren gevraagd wordt te willen bijdragen ‘mit een stucke holtes, balck edder boom, offt oeck mit geldt stuyr na iiders gelegent. Tho oerkunde... den 8 Aprilis 1577’.