Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Saterdach 14 Decembris 1577.Als Christoffer van Euwsum begeren laten, in sijn huys weder gefuert te worden, vermydts he swack ende mitten voetoevel gequelt, is em nabescr. scrijvent to vertekenen togestelt, daer de taelmannen dennoch neet in geconsenteert, dan affgetreden. Ick ondergescr. belove ende neme an bij eher, treuw ende gelove, (derwijlen mij ydts mijner swackheit halven in mijne behuysinge to wesende verloefft) dat ick, midlerwijle de ander gedeputeerden alhiir angeholden, oeck alhiir binnen deser stadt in mijne voersz. behuysinge will verblijven ende neet en will noch sall enige breven offt boeden uuth deser stadt sunder voer weten van een erb. Raedt affveerdigen offt uuthsenden, noch affveerdigen, noch uuthsenden laten. Tho oerkunde mijn naemen mit egener handt hiir ondergetekent. Actum den 14 Decembris 1577. Nota, dat he sulcks to teeckenen affgeslagen, is derwegen aldaer verbleven. Doch hefftes upten 16 vertekent ende angenomen, daerup oeck Herman Peters Swaechman sich als borge voer verbondenGa naar voetnoot1). Nahden oeck een gemene landtdach up neghstkumpstigen Vrij dage up ten huyse bescreven, is daerup sijn Gen. dusdanen vrijbrieff versegelt overlevert, woe volgetGa naar voetnoota): Wigbolt van Ewsum mit etlicke anderen hebben een halve druwbrieff an sijn Gen. gescreven, om de angeholdene relaxeert thebbende offt rheden ende oersaecken to weten begeert. |
|