Wondsdach 29 Januarii 1578.
Soe sijne Gen. gystermorgen na Adwert vertogen, de van den Omlanden tot eendracht te brengende, is er nu ad vesperam weder binnenkomen ende ons behanden laten twe missiven, dene van den Secreten Rhade, als dat wij geen part ende richters moegen sijn, dander van de Generale Staten, om de angeholdenen voer all to relaxeren etc.
Wij B. ende R. der stadt Groeningen doen kundt ende bekennen midts desen, dat wij den van der malerghilde hebben accordeert ende togestaen, so wanneer se alhiir bevinden schilderije, de hiirbinnen gemaecket solde sijn van eener buten hoere ghilde, sall, de men des betijet, mitten eedt ontgaen, tselve warck hiirbinnen neet gemaecktt thebbende. Offte sal bij weygeringe des eedst als jechtich geholden worden. Doch mach een iider selffs voer sijn huyses ciiraet malen ende schilderen, so ende als hem des beliefft. Voerbeholden oeck den borger offt inwoner sijn huys offt kamer te moegen doen ende laten schilderen na vermoege ende inholdt der rulle.
Een erb. Raedt en mach der stadts ordinantie van den ghelde noch oeck de olde gewoentlycke maniere van rechtsforderinge eener partijen halven neet veranderen. Alsus up Egbert Alberda supplicatie contra Oede appoincteert.