Maendach 12 Octobris 1579.
De vrunde van de affgehaelde ossen ende peerden sullen hoer beesten mitten eersten weder redimeren ende loessen, voer soe voele se alderminnest moegen, eysschende van de wederparten scryfftlick bescheit tho wat dach, tijdt ende plaets de praetense schattingen tijdtlix beraempt ende wel ende hoe voel iider daervan nastendich, om de gebrecklycken mede na advenant condemneert ende anders in der saecke gedaen te wordende na behoeren.
B. ende R. laten weten ende gebieden, dat gheen borger noch inwoener enige vrembde edder inlandtsche luyden bij hem sall laten benachten, offte he sall derselver namen ende thonamen alle avende een halff uhr na het poortsluten (als oeck wen se weder verreysen) overbrengen in handen des erb. Luloff Roeleffs, raedtsvorwanter. Item dat nement eenige vrembde luyde bij sick ter herberge edder tho benachten sall innemen, die he neet selffs oft emants van sijn huysgesin hefft van der poorten ingehaelt. Oeck sullen de weerden oft borgeren, de also emants van der poorten ingehaelt hebben (oft inhaelen laten), de gasten, wen se weder uuthreysen, an der poorten brengen ende aldaer hoere namen bij den poorteer affscrijven laten, allent bij een halff marck to broecke.
Des sullen de rottmesteren dyt een iider van sijn rottgesellen moeten verwittigen bij derselver pene.