Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Wondsdach 22 Martii 1581.Hoewal Henrick Holste na sijner begangen misdaet ende onbedachte scheldtwoerden tegens der wacht ende de gantse borgerie dusser stadt den hals wal verbuert hadde, soe begenedigen nochtans B. ende R. hem vermidts sijn armsinnicheit mitten lijve, voerbeholden dat he de heren ende justicie om Godtz willen (om vertichtnisse) bidden sall, bekennende dat hem sulcks van harten leet is, ende sall sich voerts uuth der stadt versehen ende vertrecken. Sal sich oeck na deser tijdt entholden, wederomme binnen dusser stadt ofte derselver jurisdictien ende gebieden te comende oft converseren, bij straffe arbitrale tot sRaedts guedtbeduncken ende wederseggen. Hiirup is de gevangen (de de borger voer blawvingersGa naar voetnoot2) ende anders gescholden ende namaels gespoert sulcks doer dronckenschap ende mede doer armsinnicheit gescheen) voer B. ende R. (na etlycker dagen detentie int schomakergatt) erschenen, de sententie angehoert, om vergyffnisse biddende ende om neet uut der stadt verbannen ende gediffameert te worden, hartlick begerende. Is daer noch bijgestelt tot wedderseggen etc. Borgermester Derck Roeberts hefft sich an den Raedt beclaget, van dat Derck Alberda em eerghysteren dages in bedrijve sijns ampts hoenlick ende schamper bejegent, daervan he woll geprotesteert hebben etc. |
|