Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Sondach 9 Julii 1581.

Hebben Taxis mitten samptlycken huypen Visflete ende de schantze upten Nijenzijll schendtlick versehen ende verlopen¹⁾ ende sich onder der stadt voer der Ae- ende Kranepoorten in de huyser logeert ende nedergelecht ses weecken ende over, sunder eetz uuth to richtende dan de dorpen, husen, menschen ende beesten sampt tgewass upten velde vernielende, plunderende, rovende, barnende, schattende, verdarvende als heyden ende Torcken ende neet als Christen oft vrunden, den ondersaten in der Drente ende sunst ommeheer tracterende, daerentusschen de vijant den Nijenzijll, den Soltcamp, Adwert ende Selwert belecht ende beschantzet, oeck lestlick Reyde ingekregen, Termunte, Oterdum ende andere plaetzen verbrandt ende allet landt ommeheer gebrandtschattet, geplaget ende na sijnen wille gebruyckt ende misbruyekt⁴⁾.

1) Vergel. ‘Aanteekeningen 1580-1582’ in Bijdr. Gron. VII blz. 75.

4) Zie nadere bijzonderheden in Miss. prot. Alting blz. 219^v vlg.; eveneons over de voorvallen op de volgende dagen. Voortdurend drong de stad aan, dat Verdugo, die aan de Rijn lag, zijn komst zou bespoedigen.