Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Dinxsdach 7 Novembris 1581.De heren hoefftmans, item dolde Raedt, S.M. ende B.v.d.g. verdaget, om de voersz. breve thoerende ende wijders te beraedtslagende, bijsunders soe der van Adwert, Selwert, Warffum ende Blanckforth een Latijnsche supplicatie van datum den 11en Octobris an den hertoch van Parma doen overgeven van wegen der groten des krijghs lasten, schaden ende verdarff alhiir, des dan na hoer scrijven principalick durch den twyst tusschen Stadt ende Lande (so abten ende praelaten am meesten mit geldt ende onverstandt gestuepet) veroersaecket solden zijn, derhalven begerende, den heer baron de Billy, Gaspar de Robles etc., tot | |
[pagina 538]
| |
een stadtholder generael alhiir in plaets des overledenen heren Georg van Lalaing, gewesene stadtholder, weder erwelet ende gestelt solde moegen worden ende is dit allent alsus hemelyckerwijse van se gescheen, neettegenstaende se dagelycks mitten heren van der stadt als eener luyde tho rhade ghyngen ende geroopen worden, sijn alteze oeck all expresslick ons angescreven, woe sulcks, als wesende een grootwichtige saecke, alleenlick Con. Mat. competeerde ende thostondt ende midtsdien neet wal en behoerde, dat emants sijne Mat. hiirinne mathe edder legem sol willen voerstellen, dan was tenderende tot nijen twyst ende onlust tusschen gemelter Stadt ende Omlande tho erweckende, waervan de geestlycke heren praelaten sich billicx als midlers ende vredemakers dragen ende holden solden, sunder sich des warltlycken handels (hoerer profession ende orde nah) so empsich te bekhummeren oft onderwinden, woe oer voersateren, ghoede vreedzame luyde wesende, in aller leeffte ende eendracht gedaen. Hefft also dat voersz. supplicerent geen geringe oersaecke van beclach ende onrouw onder den borger gegeven, doch wes hiirin entsloten offt gedaen, is mij ob meam domestici morbi causa absentiam onbewust, dan sal bij den secretarium Julsing moegen bescreven ende angeteeckent wesen, als oeck mede de tijdt leheren sall. Godt gheve tom besten. AmenGa naar voetnoot1)Ga naar voetnoota). Extract uuth het testament ofte verclaringe van den utersten wille van wijlen den edelen und walgeboern heern Georg van Lalaing, grave van Rennenberch etc., in sijnen leven Con. Mats. stadtholder over Vrieslandt, Overissel, Groeningen etc., bij zijn Gen. gemaect ende gedaen den 9en Julij tsavents tusschen negen ende thiinen ter praesentie van de erntfeste, hoechgeleerde und discrete heern Igramus van Achelum, president van zijne Mats. provincialen Rade van Vrieslandt, Jacob Gramaye, raedt, Ulysses de Cotereau und Pieter Sucquet, beyde secretarysen van sijne Gen. saliger, und ongeveerlick dre uhren daerna aen den erweerdigen und religiosen heern Jaspero Vos, pastoer in St. Martenskercke tho Groeningen, < behandight >. Ende aengaende zijne achter te latene goederen heeft zijn Gen. in den eersten daervan gelaten tot behoeff van die voersz. Sinte Martenskercke, den biddende oirden ende den armen binnen Groeningen die somme van dusent cronen eens, tstuck veertich stuyvers brabants doende, omme dieselve penningen gedistribueert te worden tot discretie van de testamentarisen ofte executoren, hierna te designeren. Dit voersz. extract is in tegenwoerdicheit van mijn heren B. ende R. tegens den principalen testament ofte verclaringe van den utersten wille van sijn Gen. voerg. geauschulteert ende verlesen, waerup seecker verclaringe was verpitzeert ende onderteeckent Ulysses de Cotereau; item een attestatie der verclaringe voersz., mit twe pitschafften verpitzeert ende geteeckent Henrick van Thil, Derick Hartghersem, neffens dem seecker certificatie denselven voersz. testament ofte verclaringe beruerende mit 4 rinckpitzeren verpitzeert ende geteeckent Igram van Achelen, J. Gramaye, P. Sucquet, Mecke Taeckema, mit noch een attestatie verpitzeert ende onderteeckent Jasperus Vos, pastor Groningensis protestor ut supra, bet onderteeckent Mecke Taeckema. Ende is tselve voersz. extract also, woe upgemeldt, van woerde tot woerden desen angaende bevonden | |
[pagina 539]
| |
taccorderende. Tho oerkunde der stadts hiirupgedruckten signete. Actum den 17 dach Novembris 1581. Praesente me notario publico ac secretario GroningensiGa naar voetnoota). |
|