Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Saterdach 12 Januarii 1585.Up der Oldtampster scryfftlick ende muntlick inbrengent tegens van B. ende R. hem togesante ordinantien van de nederslagen, ge walden ende andere broecken, item van testamentz dispositie, oeck van mandaten 3 mael te verlengen bij 1, 2, 3 golt gl. etc., ingesacht, dat een erb. Raedt gemeent, deselve ordinantien als godtlick ende eerlick tdoen int warck stellen, doch dat de mandaten muchten na oher believent blijven na older gewoenten. Ende so noch etz in hoer lantrecht to corrigeren, als vremden up zijn warff te setten etc.Ga naar voetnoot2), weer een erb. Raedt to remedieren geneight. Ende want se scryftlick gefurdert als neet gevulmachticht, sulcks an to nhemende, doch wolden de testamenten wal verwilligen pure na de dispositie van keyser rechten. Antworth: se dvorsz. ordinantien voerlangs gehadt, aendern guetwetent weren, die men oeck daer gelijck hiir tonderholden gemeent; des dan alles tot oheren besten tot vrede ende walfarth gescheen; ant maken van testamenten weer niemant gebonden; mede wol men de civile broecke noch doersehen ende na gelegentheit mitigeren; de heeren begeerden oher broecke neet, heddens gemaeckt, als se het voer Godt ende den coeningk wolden becandt staen etc. Den secretaris Marhusen upt versueck van uuthstall contra Abel Itens ingesacht, de heeren Lieutenant ende Hoefftmannen wusten, woe dolderman na gedaner appellatie voer B. ende R. justiciabel, wen dan bevonden, de sake Lieutenant ende Hoeftmannen gerichte te competerende, werdens als dan daerhen | |
[pagina 621]
| |
wijsen, int minste neet gedacht zijnde, der Mats. recht eder hoocheit to verkortende, dan alleenen tho erholdende, tgene der stadt genedichlicken van sijnen Mat, accordeert ende togestaenGa naar voetnoota). |
|