Maendach 7 Octobris 1585.
S.M. Dat de poortwaerders den darden part van de broeke sullen hebben van de suspeeten, de sonder oerloff inkomen, durch se angebracht, alsoeck van oher weerden ende receptoren.
Dat men de pachtplaetzen erst tusschen Her- ende Papenportken sall laten verlijcken.
Dat een iider de straten voer zijn huys oft kamer bekostigen sall, midts dat de stadt sandt ende vlynten bestellen zal, heerenstraten van de poorten na de marckten streckende alsoeck de gemene marckten uuthbesondert; des sall de stadt oeck een stratemaker dartho holden ende annhemen, de meyers sullent an de huyre moegen corten, wes se also den stratemaker voer dachloon uuthgegeven.
Dat de schutemakers behoren bij Stadt ende Lande contenteert te wordende.
Borgermester Herman Clandt suppliant umb de wederincompst, in bedencken als neet sterek genoech zijnde.
Van de verschoten penningen verwissinge thebben, moet bij Stadt ende Lande tsamen gescheen.