Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Saterdach 29 Martii 1586.

Stadt ende Lande hebben zijn Gen. vereheret mit 6000 car. gl., de 3000 binnen jaer ende dach ende de rest na, als het Westersche quarteer weder vrij ende open is; item 1 voeder wijns, een last haver ende eenen vetten osse, dese dre porcelen gereet³⁾.

3) In een brief van 2 mei 1586 (Miss. prot. Alting II blz. 468) schrijft de stad hierover aan de syndicus. Aan het slot van deze brief staat het volgende post scriptum: Also ons voergecomen, dat eener Pontus Heuterus Delfius, bastertvorwanter van hoptman Rijnefeldt, enige schendtlycke erdichte lasterrhede duren ingevent Con. Ma^ts rebellen ende onser arffwederparten tegens ons ende dusser stadt (den stapel- ende anders belangende) in een boeck, ydtz apud Plantinum sub prelo zijnde, soll willen calumineuselick ende onverschaempt laten mede in druck uuthgaen, des em dan tot clener eheren werde gedijen ende ons neet soll tho lijden staen, so willen oeck u er. l. daertho verdacht zijn, dat sulckes van wegen Con. Ma^t offt anderssins beleth, affgeschaffet ende hinderwegen moege blijven ofte dat der autheur daervoer angesehen ende gestraffet worde na rechts behoeren.