Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Vrijdach 31 Julii 1587.

Des rectoers¹⁾ ende syndici commissien in der stadtkiste in een ronde doese versloten.

Jurgen Houwenschildtz huysfrouw dincompst etzlycke dagen vergunstight, doch sich binnen huses vinden tho latende.

Gherrydt Tromslagers huesfrouwe een ommeganck tot zijn rantzon in Oterdum accordeert.

Doctor Antonius Hoeffslach sich wegen der Munsterschen sich erboeden, die nije faert bes Rhede ende fort bes in der Embze te continuerende, allene begerende eenen experten landtmeter te senden, um een proiect aldaer te doen maken ende volgendts daervan samptlick te communicerende²⁾.

De stadtrentemester zijn rekenschaft van 3 jaren geendight ende bevonden, dat de stadt deser stonde van achterstallige renten over 65500 rijder gulden nastendich ende schuldich is.

1) De commissiebrief van rector Schultetus is niet meer aanwezig.

2) In een brief van 25 juli aan Verdugo (Miss. prot. Julsing blz. 206) schrijven B. en R. over de wenselijkheid de Zwaagsterzijl te repareren en klagen, dat de drost van Wedde zijn deel van de nieuwe schipvaart niet gegraven heeft, waardoor het gehele werk nutteloos blijft. Zie ook het antwoord van Verdugo d.d. 27 juli uit Wedde en andere stukken in dossier G.A. voorl. nr. 1093. Verder het Verbaal van Hammonius blz. 2^v.