Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Vrijdach 25 Septembris 1587.

Secretaris Julsingk contra den amptman Wijffringk wegen Lubbert Ulger; an den amptman ende 8 geswoern des gerichtes van Selwart remitteert ende gewesen.

Tijdinge komen van vergaderinge ende lichtinge van volck uuth den steden ende schantzen in Frieslandt, um in Drenth oft Oldtampt edder Omlanden een invall tdoende, offte Meppen tontsetten, dat van onse volck boven ende beneden besett. Dies docebit exitum.

[p. 703]

Dat uuth Dockemer deep omtrent 40 schepe neffens Dixsterhuys ende om Delffzijll 27 cleyn ende groot mit krijchsvolck sich gelecht, een inval ergents tdoende ende sol der graff van Oeverstein, een jonger heer, oeck Caspar van Euwsum daerbij zijn en Steenmalts broeder.

Up avende Michaelis¹⁾ is der vijandt achter Usquert ende Warffum up tlandt geruckt ende de cloesteren Rottum, Wijtwert etc. geplustert, etlycke huesluden ende cloesterhusen verbrant, ossen, koyen, peerden, schapen etc. geroefft van 7 uhren smorgents bes omtrent 3 uhren na den middach ende weder daermet tho schepe gelopen, ongeferlick 6 eder 800 starck, daer Casper van Euwsum sol mit gewest zijn ende sich hoeren laten, wen de andere ondersaten sich gelijcksfals der contributie ende sauveguarde neet werden onderworpich maken, woellent bes Groeningen voer der poorten upbarnen; quod deus avertat.

1) Phebens blz. 112. De stad was gewaarschuwd o.a. door Verdugo, die bericht had dat een aantal soldaten te Amsterdam scheep was gegaan om een inval in Groningen te doen, Miss. prot. Julsing blz. 214, stad aan Verdugo 20 sept. '87. De stad deed daarop de vendels op Delfzijl, te Wedde en Farmsum elk met 50 soldaten versterken. Zie voorts de brief aan de stadsgezanten d.d. 12 oktober 1587 over het gepasseerde op deze en volgende dagen, Miss. prot. Julsing blz. 218-219.