Donderdach 1 Septembris 1588.
De slaven noch 3, 4 weken tonder holden bewillight, midts de capiteinen mitte soldaten midlertijdt an zijn alteze werden vertrecken, de galiotte hiir latende, den heer Propertio thostendich. Nota, dat Upmeer se willen annemen.
Rapport van de entreprinse upter Embze, van de excursen, van de gevangen borger Leward <iae>bes an zijn Gen. gescreven; van de tho Winssum ende Sawert the verleggen iider onder hoer vendel; up Schaephalsterzijl Herema volck.
De backer van 5 daler broet ende in 10 daler broecke condemneert, um den slaven ende soldaten upte galiotte ongaer ende quaet tarwenbroet gelevert thebbende.
Adwert, Selwert, Tamminga, Wijnkens; Ballen, Upkena, rent<mester>, Heldt tot Wijenbruggen rekenschaft.
Twe schippers van scheldinge int schyp ant Ghildtrecht gewesen.