Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Vrijdach 9 Septembris 1588.Vrijdach den 2 Septembris 1588.Also Hinricus Galinge, van Derck Alberda verdaget, voer rechte bekent, woe dat bemelte Alberda den questiosen osse (die recht lick geroefft, voer Galinge doere staende was) löss gebonden, slaende zijn handen ant touw ende Alberda (geadsisteert mit zijn twe zoens) gedachten Galinge daerup voer B. ende R. in gerichte vaecke ende meermaels voer een loegener ende meneediger gescholden, als die (den rechte geswoern) valschlick getuget, wol sulckes oeck bewijsen, sodat he als infamis neet weerdich der justitie tho bedienende, hem desfals vaecke ende mit ernsten moede voet biedendeGa naar voetnoot3), hefft Galinge volgendts gesacht, dat als Alberda voergen. het touw, daeran de osse gebonden, mit zijn handen (de gebievetGa naar voetnoot4)) neet konde löss krijgen, dat he denselven aldoe doer een ander, daer bijstaende, zijn diener oft aerbeyder löss binden laten, adderende, quod quis facit per alium per seipsum facere videtur, waerna oeck voersz. Alberda noch even hefftich bij zijn schelden, loechenen ende voetbiedent persisteert ende vulhardich gebleven. Up sodane scheldinge (van menedich tzijnde ende valschlick geswoeren te hebben etc.) als Derck Alberda mit groven, onbescheydenen gebaer ende onstuyr tho meermalen in gerichte tegens Hinricum Galinge, een gerichtsdiener, | |
[pagina 740]
| |
gedaen ende gesproeken, ende Alberda soens, Reynt ende Reyner, sich verclaren, dat de vader daer neet bij persisteert, dan dattet doer een hevicheit van hem gescheet sij, sal derwegen gedachte Alberda den gehoenichden Galinge in 600 golden rinsche gulden tho boete ende een erb. Raedt in gelijcke 300 golden rinsche gulden tho broecke vervallen zijn. Registreert int ordelboeck. |
|