Wondsdach 3 Octobris 1590.
Desen morgen sint durch den stadtdiener, um een pastoer tho kiesen, borger bij borger up XII uhren in der A kercke sich te versammelen verdaget, alwaer twe borgermesteren, Thedema ende Wyfringk, erschenen ende van den voegeden aldaer ses personen, upt papiir gestelt, ontfangen hebbende, sint voer onser L. Fr. altaer gestanden ende den borgeren (na danderen uutgedreven ende de kercke gesloten) totten koer vermaent, oeck gefraget, off se enige neffens den voegeden deputeren of bij hoefden stemmen wolden, daer hoer voert de voersz. ses personen, Collum, Vrese, Auckema, ten Hoevel, heer Pauwel, heer Willem opentlick van den borgermester voergelesen, hebben eenhellich heer Pauwei geropen ende dat se na older gewoente bij hoefden begerden to kesen; sint also upte noerdersijdt vant koer heten gaen ende na de twe borgermesteren voer den groten kandeler geseten ende der secretarius van der camer upten voet een stoel voer sich, daerup de stemmen up iider der voersz. ses personen upt papiir mit screven of streken an to tekenen (me astante), hebben also de van den Raedt ende voegeden elck sijn stemme den secretario togesecht, de desel<ve> onder een verdeckt papiir tijtlicx getekent, woe dan de borgeren oeck bij hoefden gedaen, de noerder khordoer in ende de zuder uutgaende ende is bevonden, dat de stemmen alle, uutgesecht 7, up her Pauwel gevallen sint, neettegenstaende de twe borgermesteren elck verclaert, he