Diarium van Egbert Alting 1553-1594
(1964)–Egbertus Alting–Donderdach 6 Junii 1591.Lieutenant, hoeftmannen, Stadt ende Lande verordente neffens een erb. Raedt sijn Gen. brief als antwort verlesen van verminderinge der leheninge sonder medeconsent der hoptluden gefharlick ende meer schadelick; van de quarteringe tspreken ende rhamende, de hoptluden ad Lune te verscrijvende; dabt van Oldencloester bij den Dam durch anholdent der geestlickheit mede in den raedt admitteert, doch na des tijdts gelegentheit. Dat Deventer van der Staten ende Engelschen belecht. Van des hertogen van Parma, Con. Mats. gouverneur, in Bruessel, Loeven ende Mechelen krijghsthorustinge ende ancompst. S.M. De 8 veendels de borstweer up to maken bewillight, midts de stadt karen, wagens, peerden ende eerde bestelle. Den Ansedach, Sondach na Trinitatis, den 16 Junii, tho Lubeck bestemmet, an de van Coellen te verscrijven ob instantia belli periculaGa naar voetnoot2). Snijders contra Evert Lamberts, kremer, um beretten ende mansmussen te maecken, hoeden tbetrecken; 3o eder 4o, ter fruntschap; als oeck de mulders mitten brouwers, de voer tmudde ½ schaep loco 1 st. begeert. Van Hinrick van Soltzborch incompst; noch in bedenckent. |
|