Maendach 29 Julii 1591. Primus iuridicus a Joannis usque Jacobi.
S.M. Brief van den 23, dat de schantz mit 9 cortouwen heftich beschoten ende dat se ontset verwachtende weren, als rhede up der Velue voerhandts.
Reyndt Ubbena mer een of twe dagen bij sijn huysfrouwen moeder twesen verloeft, umdat he tegens desen trubel vertoegen, sich in Oldencloester bij den Dam bij den meyer aldaer ergeven mit wille des abts, als meer onder den vijant als deser stadts protectie sich vertruwende, derwegen hem neet willen inlaten, dan om sijn huesfrouwen moeder te spreken, woe voer.
De brugge bes an de stenen pijpe te verleggen ende ander fortificatie na het contrafeytzel te maken accordeert. An Ebbingepoorte.
Lieutenant van Wedde um 200 pond pulver; affgeslagen, dan ½ last molts accordeert.
Nortlaren verbrant, Popko hebbe weder getymmert; moeten voer erst 3, 4 mael tot Munsters soldaten upbrengen daer na raedt, doch daer de landen bebouwt ende geseyt, sullen moeten geven.
Pulver tho Zelwert affgeslagen.
Slochtern tbeschantzen an Lieutenant ende Hoeftmannen; tOldampt tWynschoten ende de nije vaert up tho graven uperlacht.
Willem tromslager behoert mitten denst bij de jonge gesellen gevrijet tzijn. Van der wacht.
Der jonge gesellen wacht um onstuyr ende dachten ad tempus suspendeert.