Over het beleg van Steenwijk schrijft de stad de 28e mei aan Verdugo, Mansfeld en aan de agent Cornet. Zie Miss. prot. Hammonius II blz. 113, 114. Ook de volgende dagen gaan voortdurend brieven uit om hulp voor Steenwijk en klachten over de eigen hachelijke toestand. Zo wordt de 4e juni verteld, dat in mei ettelijke honderden boeren de landen verlaten hebben, zodat nu ongeveer 12.000 grazen land boven de vroeger al desolate landen ongebruikt blijven liggen (Miss. prot. Hammonius II 117v).