Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Saterdach 6 Novembris 1593.

Graff Fredrick mit sijn bij hebbende ruter ende knechte na Wynssum getogen.

Ad regem ende tho hove des verdarflyken regiments halven tho scrijven entsloten³⁾, woe dan meermaels clagelick, so scriftlick als mondtlick bescheen. Praefecti filia na Coverden ad pat<rem>.

3) Brief van Stad en Lande aan de koning d.d. 23 november 1593, houdende remonstrantie dat de aankomst van een secours onder bevel van de Gouverneur-Generaal of een ander hoofd van kwaliteit is uitgebleven. Voor alles is nodig een andere gouverneur te zenden. Onder het beleid van de tegenwoordige stadhouder Fr. de Verdugo zal Groningen verloren moeten gaan; deze heeft steeds het kwartier van West-Friesland verschoond en onder contributie gehouden, terwijl de streken om Groningen geruïneerd zijn. Ook al zouden Zijne Majesteits strijdkrachten duizenden soldaten sterker zijn, dan zou ‘mit alsolchen persoen, die nemandts raedt hoeren noch folgen will’ nog geen uitkomst zijn te verwachten. In diens plaats moet een stadhouder van meerder kwaliteit worden benoemd (Miss. prot. Hammonius II blz 183-184). Voorts werden brieven verzonden aan de agent doctor Peter Cornet, aan Nicolaas Damant, groot-president van Vlaanderen en kanselier van Brabant (te Madrid), aan de heer van Assonleville en president Richardot, aan de audiencier Verreycken, aan de graaf van Mansfeldt, aan de markies van Havré en aan de graaf van Fuentes, e.l. blz. 184^v-193. Steeds wordt gezegd, dat niet uit passie jegens de stadhouder wordt geschreven. De omstandigheid, dat het met behulp van de op 15 sept. j.l. aangekomen troepen niet mogelijk is geweest de Boertange te nemen en het huis Wedde te houden met de andere versterkingen op de grens, terwijl Verdugo heeft gefaald bij het leggen van een nieuwe weg door de moerassen met grote verliezen, deed tot het opstellen der brieven besluiten. Alle passen, ook die waarover 15 sept. de stadsgezanten terugkwamen, zijn thans dicht. Zie hierna onder 26 november 1593.