Diarium van Egbert Alting 1553-1594

Vrijdach 26 Novembris 1593.

B. ende R. ordineren ende bevhelen den olderman van de weverghylde, den ghildebroeders van deselve ghilde bij hoer eedt ende waerheit aff te fragende, woe voele pondt woellen gaerens elck van se gekoft, van sodane gaern, als tho Beylen in de kercke gefluchtet, ende onlancks durch enige soldaten oft zudelers hiirbinnen an de wevers vercofft geworden; ende dat iider sijn waerheit daervan sal verclaren, bij verlues sijner ghilde ende borgerschap, soet namaels anders bevonden.

Missiven tho hove designatis capitibus. Dii coepta secundent¹⁾.

1) Zie hiervoor onder zaterdag 6 november 1593. Na deze brieven vermeldt Hammonius in zijn Miss. prot. II blz. 193: ‘Alle voergaende brieven, spreeckende van quaede regieringe des heren statholders de Verdugo, naedat deselve materie etlichen daegen gecommuniceert ende alsoe mij bevoelen te schrijven, sint gelesen in vuile vergaderinge des erb. Raedes ter presentie van Con. Maj. veer hoeftluyde, die hem borgermesteren Evert Ulger, Egberti Upkena, Fredrick Moysteen ende Albert Eeltz, item der verordente der Omlanden, wesende de prelaten Selwert, Warffum ende den official Krithe. Up den 26 nov. sint alle concepten noch weder gelesen in gemene versamblinge van Stadt und Landen ende sinnen dese naevolgende heren present gewest bij den vullen sittenden Raedt: prelaten Johannes Greven, abt toe Aedwert, Henricus Lontzen, abt toe Selwert, Bernardus Mensens, abt to Rottum, Theodoricus Amnius, abt to Oldencloester in de Marne, Joannes Apherdinius (?), commendator in Warffum, Gellius Eilstanus, commendator in Wijtwert, Johannes Krithe, officiaal’, met de 4 genoemde hoofdmannen en de secretarissen Popco Everhardi en P. van Maerhuysen. De brieven werden alle gezonden aan de agent Cornet, met verzoek de bode behulpzaam te willen zijn bij de bestelling. De brief voor Damant met de ingesloten brief aan de koning zou kunnen worden overhandigd aan de heer Pedro Ronst, om die met diens brieven naar Spanje te zenden.