ruyden = water van planten zuiveren |
ruraal = wereldlijk |
|
saeckwolder = hoofdschuldenaar |
sadigen = tevredenstellen |
schaep = munt ter waarde van 2 of 3 stuiver |
schaer = troep, rot |
schaerwacht = rondgaande wacht |
schentse = takkenbos |
schepper = bestuurder van een zijlvestenij (waterschap) |
scheren = spannen |
schieten = opbrengen |
schijn = bedenksel |
schijn = akte |
scholde = schouw, open vaartuig, meestal voor veerdienst |
schortinge = geschil |
schraden, schroden = vervoeren |
schrenkelen = met rasterwerk (takkenbossen) afzetten |
segge = scheidsrechterlijke uitspraak |
seggesluden = scheidsrechters |
seidenspil = snarenspel |
seinschip = soort vrachtschip |
setgeld = omslag |
setten = schatten |
sijden = ter zijde stellen |
sijdtval = zijlinie |
zijdtweer = sabel |
singel = ook buitenste muur |
sleischat = recht van muntslag |
sliten = beslissen |
soer = sedert |
spade schieten of steken = symbolische handeling waarmee men zijn dijkvak opgeeft en zijn dijkplichtig land overgeeft aan de gemeenschap |
stal = stand |
stijghe = twintig |
stocker = gerechtsdienaar, beul |
stocklegging = symbolische handeling bij overdracht van land |
sto(e)lpe = zolderbalk |
streng = deel, part |
strijdweren = verdedigingswerken |
stripe-strook |
stupen = geselen |
stupen = aanzetten tot kwaad |
stuer = ondersteuning |
stuer = belasting |
stuwen = stuiten, bedwingen |
swade = zeis |
swette = grens |
|
teems = haren zeef |
teffensche = tegelijk, ineens |
tehope geven = in de echt verbinden |
tehopesate = verbond |
tewege brengen = in goede staat brengen |
thijn = kuip, tobbe |
thofaert = kosten van executie |
toegraven = door graven bederven |
toelast = groot vat |
toeslach = afdamming |
toverzicht = verwachting |
treckcedule = biljet waarbij iets, b.v. Accijnzen, getrokken, aangenomen wordt |
tugen = betalen |
twijback = beschuit |
twijbreek = doorbraak (van dijken) |
tzintroer = vuurroer met ontsteking |
|
uplage = tenlastelegging |
uprucken = uitstellen |
uteleggen = verbannen |
uterlijk = uitermate |
uteslaen = van de hand doen buiten... |
uutstaden = vrij uit laten gaan |
|
vanden = beproeven |
varsten, versten = uitstellen |
vellich = in gebreke, in overtreding |
verandersaten (sich) = hertrouwen |
verantworder = beklaagde |
verbeden, verbieden = verhinderen |
verdegenen, verdedingen = een schikking treffen, verdedigen, verantwoorden, dagvaarden |
vergarven = verpachtersaandeel in de oogst aanwijzen |
verhaften, vernachten = verplichten |
verhenkenis, verhengenis = toestemming |
verhopen = ophopen |
verlatinge = ontheffing |
verlech = voorschot |
verleggen = vredeloos verklaren |
verleggen = van ambt wisselen |
verlet = tijdverlies |
verlet = last |
verlijvet = ingelijfd |
vermelten = tot molt maken |
versien = voorzien, inzien, sich verseen = zich verkijken, maken, dat men weg komt |
verset = schadeloosstelling |
versprongen = verspreiden |
verstaen = verstrijken (van de termijn) |
verstubben = wegvagen? uit elkaar jagen |
vertichtenis = vergiffenis |
verthijen, vertien = afstand doen van, vergiffenis schenken |
verthyeren, vertieren = verhandelen |
vertrek = uitstel |
vervangen = vergangen? = voorgaande, verleden |
verwinnen = in een geding noodzaken zich schuldig te verklaren |
verwirken, verwerken = verbeuren |