Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jeugdleven (ca. 1930-1940 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Jeugdleven
Afbeelding van JeugdlevenToon afbeelding van titelpagina van Jeugdleven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.26 MB)

Scans (26.28 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Italiaans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jeugdleven

(ca. 1930-1940 )–Edmondo De Amicis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Italiaansch bloed.
(Maandelijksch verhaal.)

Heden avond was het stiller dan gewoonlijk in het huis van Férruccio. Zijn vader was naar Forli gegaan, om inkoopen te doen, en zijn vrouw had hem met Luigina, hun dochtertje, begeleid, daar zij het kind naar den dokter moest brengen, die een harer zieke oogjes opereeren zou. Zij konden niet voor den volgenden morgen terugkomen. De vrouw, die het huiswerk kwam verrichten, was, toen het donker werd, heengegaan. In het huis waren slechts de grootmoeder, die gebrekkig was, en Ferruccio, een jongen van dertien jaar. De woning had maar een verdieping, en stond aan den straatweg, op een pistoolschot afstand van een dorp,

[pagina 91]
[p. 91]

dat niet ver van Forli, een stad in de Romagna, gelegen was. Naast het huisje stond een verlaten woning, die twee maanden geleden door brand verwoest was, terwijl men nog boven de deur het uithangbord van een tapperij zag. Een kleine moestuin lag achter het huisje; hij werd door een haag omsloten, waarin zich een lange houten deur bevond. De deur van den winkel, die ook den toegang tot het huis gaf, kwam op den straatweg uit. Aan alle zijden werd de woning verder door de eenzame vlakte omringd door uitgebreide, bebouwde landen, die met moerbeziënboomen beplant waren.

Het was kort voor middernacht; het regende en waaide.

Ferruccio en de grootmoeder zaten in de eetkamer; tusschen dit vertrek en den moestuin was een klein kamertje, dat vol stond met oude meubelen. Ferruccio was eerst over elven thuisgekomen, nadat hij verscheiden uren uitgeweest was, angstig verwacht door zijn grootmoeder.

Het regende en de wind deed de druppels tegen de ruiten slaan, de nacht was stikdonker. Ferruccio was vermoeid thuisgekomen, zijn kleederen waren met slijk bemorst en zijn buisje was gescheurd. Hij had met andere jongens eerst voor de aardigheid, en toen in ernst, op den eenzamen weg gevochten, daarop had hij gespeeld en zijn geld verloren.

Daar de keuken verlicht werd door een klein olielampje, dat op de punt der tafel geplaatst was, naast haar stoel, had de arme grootmoeder gezien, in welken haveloozen toestand haar kleinkind zich bevond, en had gedeeltelijk het gebeurde geraden, gedeeltelijk den jongen zijn ondeugende streken laten opbiechten.

Zij had zich met haar geheele hart aan Ferruccio gehecht. Toen zij alles wist, begon zij te schreien.

- ‘Den geheelen dag heb je mij alleen gelaten! Ik heb geen oogenblik rust gehad! Wanneer je begint met uit huis weg te loopen en met jongens te vechten, dan komt het langzamerhand van steenworpen tot messtooten, van spelen tot andere ondeugden... tot diefstal!

[pagina 92]
[p. 92]

- ‘Van het spel tot diefstal,’ - herhaalde de grootmoeder nog altijd schreiende. - ‘Denk toch Ferruccio, denk toch aan dien plaag van den omtrek, aan dien Vito Mozzoni, die nu in de stad als strooper rondloopt. Hij is vier-en-twintig jaar oud, en reeds tweemaal in de gevangenis geweest. Zijn arme moeder, die ik kende, is van hartzeer gestorven, zijn vader is uit wanhoop naar Zwitserland gevlucht.’

- ‘Ach Ferruccio!’ - ging de grootmoeder voort, toen zij het kind daar zoo zwijgend zag staan. - ‘Je zegt geen enkel woord om te toonen, dat je berouw hebt! Je ziet hoe angstig je mij gemaakt hebt! Jij, die me had moeten helpen.’

Ferruccio wilde juist zijn grootmoeder vergiffenis vragen, toen hij een licht geraas meende te hooren, een gekraak in het kamertje, dat op den moestuin uitkwam. Maar hij wist niet of het de wind was of iets anders.

Hij luisterde.

De regen kletterde.

Nog eens was er gekraak. Ook de grootmoeder hoorde het.

- ‘Wat is dat?’ vroeg zij na een oogenblik op angstigen toon.

- ‘De regen,’ fluisterde het kind.

‘Dus, Ferruccio,’ - zeide het oudje, terwijl zij haar oogen afdroogde, - ‘je belooft mij, dat je beter zult oppassen, dat je je arme grootmoeder niet meer zult laten huilen...’

Een nieuw gerucht deed haar zwijgen.

- ‘Ik geloof niet, dat het de regen is!’ riep zij uit, verbleekende, - ‘ga eens kijken!’ -

Maar dadelijk voegde zij er bij: ‘Neen, blijf hier!’ - en greep Ferruccio bij de hand.

Beiden bleven met ingehouden adem staan luisteren. Zij hoorden slechts het kletteren van den regen.

Zij meenden het geschuifel van voeten in het naburige kamertje te hooren.

- ‘Wie is daar?’ - vroeg de jongen, met moeite ademhalende. Niemand antwoordde.

- ‘Wie is daar?’ -

[pagina 93]
[p. 93]

Nauwelijks had hij deze woorden geuit, of beiden slaakten een kreet van schrik, twee mannen waren in de kamer gesprongen, de een had den jongen gegrepen en hem den mond met de hand gesloten, de andere pakte de oude vrouw bij de keel. De eerste zeide: - ‘Mond houden!’ - de tweede: - ‘Geen woord als je leven je lief is!’ - en hij trok een mes. Beiden hadden voor hun gelaat een zwarten lap, met twee gaten op de plaats van de oogen.

Een oogenblik hoorde men niets dan de ademhaling der vier personen, en het slaan van den regen; de oude vrouw reutelde luid, en de oogen puilden haar uit het hoofd.

De man die den jongen vasthield, zei in het oor van het kind: - ‘Waar heeft je vader zijn geld geborgen?’

De jongen antwoordde op angstigen toon, terwijl hij klappertandde: - ‘Daar... in de kast.’

- ‘Ga mee,’ zeide de man.

Hij sleepte hem in het kamertje, en hield hem bij de keel vast. Daar stond een dievenlantaarntje op den grond.

- ‘Waar is de kast?’ vroeg hij.

De jongen, die bijna gewurgd was, wees de kast aan.

Toen wierp de man hem op de knieën voor de kast, knelde den hals van den jongen tusschen zijn beenen, om hem te laten stikken, wanneer hij zou gaan schreeuwen, en terwijl hij het mes tusschen de tanden gekneld hield en de lantaarn in de eene hand droeg, nam hij met de andere een puntig ijzer uit zijn zak, zette het in het slot, doorsnuffelde alles, brak de sloten stuk, trok alle laden open, gooide de voorwerpen in zijn haast door de war, vulde zijn zakken, deed de deur dicht, rukte haar weer open en doorzocht alles opnieuw; toen greep hij den jongen weder bij de keel en sleepte hem daar vandaan, terwijl de andere nog steeds de oude vrouw vasthield, die stuiptrekkende achterover lag, met opengesperden mond.

De ander vroeg zachtjes: - ‘Gevonden?’ -

- ‘Ja.’ - En voegde er bij: - ‘Kijk goed naar den uitgang.’ -

[pagina 94]
[p. 94]

De man, die de oude vrouw had vastgehouden, liep naar de deur van den moestuin, om te onderzoeken of er iemand was; daarop riep hij: - ‘Kom mee!’ -

Hij, die in het huis achtergebleven was, en die Ferruccio nog steeds vasthield, toonde den jongen en de oude vrouw, die de oogen weder geopend had, het mes, en zei: - ‘Geeft geen geluid, of ik kom terug, en snijd je den hals af.’

Op hetzelfde oogenblik hoorden zij in de verte, op den straatweg, een lied door vele stemmen aangeheven. De dief keerde haastig het hoofd naar de deur, en door een plotselinge beweging gleed hem de doek van het gelaat.

De oude vrouw riep met een schreeuw: ‘Mozzoni!’

- ‘Nu zal je sterven!’ - riep de dief, die zich herkend zag.

En met opgeheven mes naderde hij de oude vrouw, die bij het zien van het mes in zwijm viel.

De moordenaar stiet toe.

Maar met een snelle beweging, terwijl hij een wanhopigen kreet uitstootte, had Ferruccio zich op zijn grootmoeder geworpen en had haar met zijn eigen lichaam beschermd. De moordenaar nam de vlucht, stootte tegen de tafel, en wierp het licht om, dat uitging.

De jongen gleed langzaam naar beneden, viel op de knieën, en bleef in deze houding liggen met de armen om zijn grootmoeder heen geslagen, en het hoofd tegen haar borst gedrukt. Eenige minuten gingen voorbij; het was volkomen donker; het gezang der boeren verloor zich in de verte. De oude vrouw kwam weder bij.

- ‘Ferruccio!’ - riep zij uit, met een nauwelijks hoorbare stem, en klappertandend.

- ‘Grootmoeder,’ - antwoordde het kind.

De oude vrouw deed een poging om te spreken; maar de schrik had haar tong verlamd.

Een oogenblik ging voorbij.

Toen slaagde zij er in te vragen:

- ‘Zijn zij er niet meer?’ -

- ‘Nee.’ -

[pagina 95]
[p. 95]

- ‘Zij hebben mij niet geraakt,’ - fluisterde de oude vrouw met heesche stem.

- ‘Nee, maar zij hebben ons geld meegenomen. Maar vader... had bijna alles bij zich,’ zei Ferrucci.

Plotseling voelde hij heftigen pijn in de borst, zijn ademhaling begon te verzwakken.

- ‘Vergeeft... u mij, grootmoeder... het kwaad dat ik... gedaan heb?’ - zei hij moeilijk en zwaar hijgend.

- ‘Ja, lief kind.’ -

- ‘Dank u, grootmoeder,’ - zei het kind en zijn stem werd steeds zwakker. - ‘Nu... ben ik gelukkig. U zult mij niet vergeten, grootmoeder, wel...? U zult steeds aan... mij denken?’

- ‘Lieve Ferruccio!’ - riep de oude vrouw uit, de hand vol verwondering en angst op zijn schouder leggende, alsof zij hem in het gelaat zou kunnen zien.

- ‘Vergeet mij niet,’ - fluisterde het kind nog, en zijn stem bleek nog slechts een zucht te zijn. - ‘Geef een kus aan moeder... aan vader... aan Luigina... Vaarwel, grootmoeder!’...

- ‘In 's hemelsnaam, wat is er?’ - riep de oude vrouw, en greep het hoofd van den jongen, dat op haar knie gegleden was, en toen, al haar krachten inspannend, zeide zij op wanhopigen toon: - ‘Ferruccio! Ferruccio! Ferruccio! Lieveling! Help, help!’ -

Maar Ferruccio antwoordde niet meer. De kleine held, de redder van zijn grootmoeder, door een messteek in de borst getroffen, had den laatsten adem uitgeblazen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken