Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jeugdleven (ca. 1930-1940 )

Informatie terzijde

Titelpagina van Jeugdleven
Afbeelding van JeugdlevenToon afbeelding van titelpagina van Jeugdleven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.26 MB)

Scans (26.28 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman
vertaling: Italiaans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jeugdleven

(ca. 1930-1940 )–Edmondo De Amicis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Zelfopoffering.

Om één uur gingen wij met mijnheer Perboni naar het stadhuis om de medaille te zien uitreiken aan een jongen, die een makker uit de rivier de Po redde.

Van den voorgevel wapperde een groote, driekleurige vlag.

Wij kwamen op de binnenplaats van het stadhuis. Er waren reeds veel menschen. Tegenover den ingang stond een tafel, met een rood kleed, waarop eenige papieren lagen, en achter de tafel was een rij vergulde stoelen geplaatst voor den burgemeester en den raad. Rechts stond er een afdeeling schutters, waarvan velen medailles droegen, en naast hen de politieagenten; aan den overkant stonden de spuitgasten, allen in feestgewaad, en een menigte soldaten, die gekomen waren om te kijken; cavaleristen, scherpschutters en artilleristen. Verder zag ik overal heeren, burgers, eenige officieren, vrouwen en kinderen, die allen telkens met elkaar in botsing kwamen. Wij zochten een plaatsje in een hoek, die reeds bijna geheel werd ingenomen door eenige andere afdeelingen schooljongens met hun onderwijzers. Het muziekkorps speelde zacht onder den zuilengang. Het zonlicht viel in de hoogte op de muren. Het geheel leverde een mooien aanblik op.

Opeens begonnen allen op de binnenplaats, op de balkons en aan de ramen in de handen te klappen.

Ik ging op de teenen staan om beter te kunnen zien.

De menigte, die achter de roode tafel stond, ging op zij, en er traden een man en een vrouw naar voren. De man hield een jongen bij de hand vast.

Het was het kind, dat het leven van zijn makker gered had.

[pagina 102]
[p. 102]

De man, zijn vader, was metselaar, en had zijn beste kleederen aan. Zijn moeder was in het zwart gekleed. De jongen, blond en klein, droeg een grijs buisje.

Toen zij al die menschen zagen en al die toejuichingen hoorden, bleven alle drie staan, en durfden niet meer rond te kijken, of zich te bewegen.

Een oogenblik hoorde men geen geluid en daarna weerklonk opnieuw een stormachtig handgeklap. De jongen keek naar alle vensters, en toen naar het balkon met de meisjes; hij hield zijn muts in de hand, en het scheen of hij niet goed wist wat hij doen moest. Zijn vader en moeder hielden de blikken strak op de tafel gevestigd.

De jongens, die naast hem stonden en die hem kenden, drongen vooruit en hoopten de aandacht van hun makker door allerlei gebaren tot zich te trekken; zij riepen zacht: - ‘Pin! Pin! Pinot!’ - En hierdoor bereikten zij eindelijk, dat hij hen aanzag.

Op een gegeven oogenblik gingen de schutters en de agenten in het gelid staan.

De burgemeester kwam binnen, door een heeleboel heeren vergezeld.

De muziek hield op met spelen; de burgemeester gaf een teeken: alles was stil.

Hij begon te spreken. Ik kon de eerste woorden niet verstaan, maar ik begreep, dat hij de daad van den jongen vertelde. Daarop verhief hij zijn stem, en de woorden klonken zoo duidelijk en luide over het geheele binnenhof, dat ik geen lettergreep meer verloor.

-... ‘Toen hij van den oever zijn makker zag, die tegen den stroom worstelde, trok hij zijn kleeren uit en schoot toe, zonder een oogenblik te verliezen. Men riep: ‘Je zult verdrinken,’ maar hij antwoordde niet. Men pakte hem beet, hij rukte zich los; men riep hem bij zijn naam, hij was reeds te water. Hij vocht tegen den dood met al de kracht van zijn klein lichaam, en van zijn moedig hart; hij bereikte den ongelukkigen jongen, die reeds begon te zinken, nog juist bijtijds, en trok hem op; hij worstelde verwoed tegen den stroom, die hem trachtte mede te sleepen, evenals het andere

[pagina 103]
[p. 103]

kind; telkens verdween hij, en kwam dan door een wanhopige poging weder boven, hardnekkig en onoverwinbaar in zijn heilig voornemen, en niet als een jongen die een andere wil redden, maar als een man, als een vader, die strijdt om zijn kind in het leven te behouden. Maar gelukkig bleef zoo 'n edelmoedige poging niet zonder gevolg! De zwemmende jongen onttrok het slachtoffer aan den bruisenden stroom, bracht hem op den oever, en verleende hem nog de eerste hulp, waarna hij kalm en alleen naar huis terugkeerde, en zijn daad met grooten eenvoud vertelde. Vóór u staat thans de moedige redder. Kom naderbij, mijn jongen. In naam van den koning van Italië, geef ik je de medaille voor burgermoed.’ -

Een luid hoera deed het gebouw daveren.

De burgemeester nam de medaille van de tafel, en hechtte haar vast op de borst van den jongen. Toen drukte hij den jongen warm de handen.

De moeder verborg het gelaat in haar handen, de vader had zijn hoofd op de borst laten zinken.

De burgemeester reikte beiden de hand, nam het bewijs der onderscheiding, een diploma dat met een lint toegebonden was, en gaf het aan de vrouw.

De burgemeester ging nu heen, de muziek speelde, en alles scheen afgeloopen te zijn, toen de spuitgasten uit elkaar gingen, en een jongen van acht of negen jaar, binnengeduwd door een vrouw, die zich dadelijk verborg, naar den gedecoreerde liep en dezen omhelsde.

Een nieuwe uitbarsting van toejuichingen en handgeklap weerklonk over de binnenplaats; allen hadden dadelijk begrepen dat het de uit de rivier geredde jongen was, die zijn redder kwam bedanken. Hierna verliet de kleine groep de binnenplaats. Zijn vriendjes maakten een vreeselijk leven, trokken hem aan de armen en bij zijn buisje, en riepen: - ‘Pin! Leve Pin! Bravo Pinot!’ - Zijn moeder lachte en weende, zijn vader draaide zenuwachtig zijn snor op. Aan de vensters en op de balkons verdrong men zich steeds meer, en ging men voort hem toe te juichen.

[pagina 104]
[p. 104]

Toen zij bij den uitgang waren gekomen, viel opeens van het balkon der meisjes een geurige regen van bloemruikers, van viooltjes en meizoentjes, op de hoofden van den jongen, van den vader en van de moeder neder, en verspreidde zich over den grond. Velen beijverden zich de bloemen op te rapen, en gaven ze aan de moeder. Het muziekcorps achter op de binnenplaats speelde heel zacht mooie muziek, dat op het gezang van zilveren stemmen geleek, die zich langzaam verwijderen aan de oevers van een stroom.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken