Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naszousche lauren-kranze (1629)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naszousche lauren-kranze
Afbeelding van Naszousche lauren-kranzeToon afbeelding van titelpagina van Naszousche lauren-kranze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naszousche lauren-kranze

(1629)–Samuel Ampzing–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

Clarus Bonarscius in het groote Toneel der Iesuvvijtische Eervvaedigheyd &c.
Aen de Lieve-Vrouwe van Halle, ende het Kindeken Jesus.

 
IK hange tuschen ‘tbloed en melk met mijn gedachten,
 
Of ik den schat der borst of sijde meer sal achten.
 
En segge (so ik mij de borst voor ogen nam)
 
O Lieve-Vrou ik wensch de vreugde dijner mam.
 
En so ik mijn gesicht ging tot de wonden keren:
 
‘Kseg, Heer, ‘k sou liefst de vreugd van dijne sij begeren.
 
Ik weet wat ik sal doen. Indien ’t mij vrij sal staen,
 
Ik sal mijn slinker hand aen ’t bloed der wonden slaen,
 
En rechter aen de borst. ‘Ksal ’t bloed en melk t’saem schenken,
 
Ik kan geen beter raed gebruyken, noch bedenken.
 
De wonden sijn het heyl voor eenen bedelaer,
 
Die maer een pot-scherf heeft daer hy sijn huyd me klaer.
 
De borst sal Ismael voor smacht des dorsts behoeden,
 
Die Sara niet en lijd, en Agar niet kan voeden.
 
Die sullen mij voor pest een sek’re medicijn,
 
En dese voor de koortz een raed en hulpe sijn.
 
Wanneer de toornigheyd en boose lusten branden,
 
So maek ik die in mij met bloed en melk te schanden.
 
Wanneer de nijdigheyd mijn hert bestookt, en queld,
 
So word door melk en bloed die plaeg ter neergeveld.
 
En als de yd’le eer ‘tgemoed komt aen te steken,
 
So weet ik die met bloed en melk den hals te breken.
 
Wel Moeder, ende Soon, neemt mijnen wensch in acht:
 
‘Kwil melk, en ‘kwil ook bloed, en ‘kheb op bey gedacht.
 
O kleyne Kind! die speelt in ‘sMoeders schoot gesegen,
 
En uwe mammen weet te vullen, en te legen,
 
Wat iszer dat gy mij so strack en stuer besiet?
 
De nijdigheyd en queld den Hemel immers niet.
 
Hoe dickwils hebt gy mij in toorne wel bekeven:
 
Gy booswicht, soud gy dij wel tot mijn mam begeven!
 
O neen! ô gulden Kind! ik trachte daer niet na,
 
‘Kben sulken groverd niet, dat ik die fout bega.
 
Maer laeter maer een drup uyt dijne sijde vloeijen,
 
Of uyt dijn rechterhand, mijn siele te besproeijen,
[pagina 55]
[p. 55]
 
Of slinker, so gy wilt, en so gy dat niet doet,
 
So regent dan op mij uyt dijn gewonde voet.
 
En dan indien ik ook dij niet en kan behagen,
 
So laet dijn wonden mij ook wonden, ende plagen:
 
En so ik dij behaeg, so laet dijn wonden-bloed
 
Mij kroonen met het loon van’t onverganklijk goed.
 
De Hoer van Babylon heeft dickwils mij geschonken,
 
En overluyd geseyd: wel aen nu drinkt dij dronken.
 
Ik sal het toch niet doen, alwaer het al in roer
 
In Hemel, en in Hel, ô Babyloonsche Hoer!
 
‘KHeb grooten dorst nochtans, so dat ik moet versticken:
 
Wilt Soon, en Moeder mij met bloed en melk verquicken.
 
Segt tot dijn Moeder, Soon: mijn broeder, Moeder, dorst,
 
Tapt hem uyt mijn fonteyn, en tapt uyt dijne borst.
 
O Moeder!segt dijn Soon: dijn broeder toond sijn wonden
 
Gevangen, soete Soon: gy hebt het soen der sonden.
 
Toont dan dat gy met recht de Heyland word vermeld,
 
Indiender eelder bloed in dijne aders swelt.
 
En Moeder toont dat gy recht Moeder sijt geheten,
 
Indien dijn borsten sijn met rijker melk beseten.
 
Och wanneer sal ik eens van uwe melk, en bloed,
 
Uw borsten-leckernij, en wonden sijn gevoed!
 
Vergeeft mij toch, ô God! mijn roepen, ende tieren,
 
Die niemand door bevel kan dwingen, noch manieren:
 
Nadien de dorst mij perst, so houd ik heftig aen:
 
Beneemt dan mijnen dorst, so is mijn klacht gedaen.
 
‘Kben meer dan spijkers sijn: gy hebt hun bloed geschonken,
 
De speer heeft ook dijn bloed uyt dijnes sij gedronken.
 
‘Kben meer dan lijwaet is: dat dronk dan noch de kelk
 
Van ‘twonden-bloed des Soons, en Moeders borsten-melk.

Het en geeft nu alhier in dit mijn werk geene gelegenheyd desen grouwel te wederleggen: maer de Christelijke Leser besie hier van de ontdeckinge des vermomden Balaams van den wel-geleerden ende godsaligen wijlen Willem Teellink, in sijn leven getrouwen Bedienaer des Goddelijken Woords in de Gemeynte des Heren binnen Middelburg in Seeland. Dit sien wy dan noch alhier met een woord dat by dese Roomsche Baalijten Maria met haere borsten so veel tot onse saligheyd gewrocht ende toegebracht heeft, als de Sone Gods, de eenige Here, enGa naar voetnoot+ Saligmaker Iesus Christus met sijnen bitteren dood, ende bloed-stortinge. O laster! ô grouwel!

voetnoot+
1Cor. 8.6. Eph. 4. 5. 1 Tim. 2, 5. Iohan. 14. 6. Act. 4. 12.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken