Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naszousche lauren-kranze (1629)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naszousche lauren-kranze
Afbeelding van Naszousche lauren-kranzeToon afbeelding van titelpagina van Naszousche lauren-kranze

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.62 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naszousche lauren-kranze

(1629)–Samuel Ampzing–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige
[pagina 70]
[p. 70]

Lvsvs Poeticvs Quorundam Epigrammatvm. Dat is: Poetisch Spel Sommiger Sin-Dichten.

I.

IN Silvam-Ducis, munitissimum Brabantiae oppidum, Dei Opt. Max. auspicijs, à Praepotentissimorum D. D. Ord. Gen. Foed. Provinci. Liberi Belgij validissimo Exercitu, ductu Illustrissimi Pr. Auriaci Frederici-Henrici Nassovij, obsessam, & debellatam.

 
CInxerat obsidio Auriacus Silvae-Ducis urbem,
 
Victaque submissas mox dedit illa manus.
 
Vrbs invicta prius victricibus occidit armis,
 
Et Batavis virgo nupsit, & Auriaco,
 
Romanumque jugum pariterque excussit Iberum:
 
Victaque sic victrix, redditaque ipsa sibi est.

Van ‘sHertogenbosch, eene seer vaste Stad in Braband, onder den segen des Almagtigen, van het magtige Leger der Hoog-Mog. Heren Staeten Generael der Vereenigde Vrije Nederlanden, onder het beleyd van den Doorluchtigen Prinze van Oranjen Frederick-Heynrick van Naszou, belegerd, ende overwonnen.

[pagina 71]
[p. 71]
 
DE Stad ‘sHertogenbosch was van den Prinz besloten,
 
Was van den Prinz bestormd, was van den Prinz beschoten:
 
Maer gaf ’t gedwongen op, en viel in sijne hand,
 
En quam so in ’t verbond van ons Vereende Land.
 
Die onverwonnen dan tot nochtoe was gebleven,
 
Die heeft sich eyndelijk verwonnen opgegeven,
 
En so is dese maegd, door dit beleg Ga naar voetnoot† benoud,
 
Aen ons Vereende Land, en onsen Prinz getroud,
 
En heeft sich ’t Roomsch verderf van Satans helsch vermogen,
 
En heeft sich ’t Spaensch geweld en jock met-een ontogen,
 
En is so vrij gemaekt, en weer te recht gebragt:
 
Veel beter mag sy dan verwinster sijn geacht.

II.
In Eandem.

 
Bis obsessa fuit, nunc demum Silva subacta est:
 
Adstringit nexus tertius, atque ligat.
 
Ter postquam vulgata patent sponsalia vulgo,
 
Desponsata viro nubere sponsa solet.

Van de selve.

 
DE Bosch is tweemael noch van onse Heren Staeten
 
In desen onsen krijg belegerd, en verlaten,
 
‘Tis nu de derdemael, so is de Stad verrast:
 
So houd de derde streng den kabel eyndlijk vast.
 
In Holland is ’t gebruyck, wanneer de bruyden trouwen,
 
So word heur houlijk eerst ’t volk driemael voorgehouwen,
 
En dan ontfangt de echt sijn recht, en sijn besluyt:
 
‘Twas nu de derde reys, en daer me troud de Bruyd.

III.
In Sacrificulos Monachosque, aliaque id genus Romani Antichristi mancipia, & Satanae Orcique emissarios, & satellites Boscoducenses.

[pagina 72]
[p. 72]
 
Boscoducum, Romanorum spelunca Ga naar voetnoot* luporum,
 
Concidit in casses Principis Auriaci.
 
Plus satis vestris Ga naar voetnoot† tendistis retia lustris,
 
Et miserè Christi dilaniastis oves.
 
Vestra parata fuga est, vindictaque, coelitus instat:
 
Orci progenies antra subite Stygis.

Tegens de Bels-Priesters, ende Baals-Papen, ende Monnicken, ende Bagijnen, ende diergelijk geswerm ende gebroedzel van den Roomschen Antichrist, ende Sprinkhaenen des Ga naar voetnoot+swarten helschen afgronds, in het Paepsche rupzen-nest, ende sielen-moord-kuyl van ‘sHertogenbosch.

 
De Bosch, die vuyle poel, dat nest der Roomsche wolven,
 
Dien is van onsen Prinz een kuyl en put gedolven,
 
Dien is van onsen Prinz een strick en val geset,
 
En so is ‘tBosjen ons in ons gespannen net.
 
Gy hebt al lang genoeg uw netten opgehangen,
 
Gy hebt al lang genoeg so meen’ge siel gevangen,
 
So meen’gen armen schaep naer uwen lust geslacht,
 
Met valsche leer vermoord, en in ’t verderf gebragt.
 
Gewis! het sal eer-lang uw beurte ook eens worden,
 
Wanneer de Heer sijn swaerd op sijne heup sal gorden,
 
Genaemde Geestlijkheyd, gebroedzel van de Hel,
 
Gaet daer van waer gy quaemt. So bloeije Israel!Ga naar voetnoot+

IV.
In Eosdem.

 
Vndique Silva-Ducis limosà cincta palude est:
 
An quia tot ranis haec scatet urbs Stygijs?

Tegens de selve.

 
De Bosch is over-al bezingeld met maraszen,
 
Met poelen om en om, en wijde water plaszen:
[pagina 73]
[p. 73]
 
Hoena om dat die Stad van Helsche Vorschen krield,Ga naar voetnoot+
 
Een volk, dat Godes Kerk en acker-werk vernield?

V.
In Papam super devicto Boscoduco.

 
Quot tibi sunt Romae? dic Romule, perfide Papa.
 
Ga naar voetnoot*Belgica succubuit: restat idem reliquis.

Tegens den Paus van wegen de Veroveringe van ‘sHertogenbosch.

 
SEgt Paus, segt Antichrist, hoe meen’ge Stad van Romen,
 
Hoe veele wordender in Christenrijk vernomen?
 
Uw Romen hier te Land, de Bosch, die is verstoord:
 
So moeten mettertijd al uwe Romens voord.

VI.
De Clivo-Vesaliâ expugnatâ, restitutâ, ac recuperatâ ab Illustrissimis Praepotentissimisque D. D. Ordinibus liberi foederati Belgij.

 
BOscoducum Auriacus dum cingit milite Princeps,
 
Velua ab Hispano tita subacta cadit.
 
Iamque etiam excidium intentat ferus urbibus hostis,
 
Et miseris passim civibus exitium.
 
Intereà eripitur rabido Vesalia Mauro:
 
Sic, alijs foveam qui parat, ipse Ga naar voetnoot* perit.

Van de Veroveringe ende Verlosinge der Stad VVesel.

 
TErwijl de Prinz den Bosch tracht met geweld te dwingen,
 
So heeft Maraen bestaen de Veluw te bespringen,
 
En heeft het platte land geplonderd, en vertreen,
 
En Amersfoort daer by, en dreygt de vaste steen.
[pagina 74]
[p. 74]
 
Hier-tuschen hebben wy hem Wesel afgenoemen,
 
En sijn krijgs-nooddrufts-huys en geld-kantoor bekomen:
 
Dies loopt hy al sijn best, en wijkt, en ruymd de baen.
 
Hy richt een Hamans galg, en raekter selver aen.

VII.
De Eâdem.

 
DVM quatit Auriacus Ducis ardua moenia Silvae,
 
Invitoque jugo liberat ense viros,
 
Praeda sit immani miseranda Velavia Mauro.
 
Hei mihi! quot laetos perdidit hostis agros.
 
Intereà casses Vesalia rumpit Iberi.
 
Ga naar voetnoot+Quid tibi nunc animi est? dic Cuculi cucule.

Van de selve.

 
TErwijl de Prinz den Bosch tracht dapper te bestrijden,
 
En ’t steeg onwillig volk van Spanjen af te snijden,
 
So valt de Spaensche Wolf de Veluw in de hand,
 
Die dat ellendig druckt, uytplonderd, en verbrand.
 
Mits is het Weselken het Spaensche net ontsprongen:
 
Dies werde Cuculi genepen, en gedwongen,
 
Dat hy te rugge keer. Segt Roomsch, segt Spaensch gebroed,
 
Ga naar voetnoot+Segt koekoek Cuculi, hoe sijt gy nu te moed?

VIII.
De Eâdem.

 
CEssit abhinc aliquo Vesalia tempore Mauro,
 
Hispanumque fuit ferre coacta jugum.
 
Mox funesta pios crux toto exercuit orbe,
 
Et Christi clades pressit acerba gregem.
 
Tandem restituit Deus hanc nobisque, sibique.
 
An quia sacra gravi turba levanda cruce est?
[pagina 75]
[p. 75]

Van de selve.

 
HEt is een wijl geleen in dese laetste dagen,
 
Dat Wesel ook het jock van Spanjen heeft gedragen:
 
En mits so heeft het kruyz de Kerke Gods gedruckt,
 
Die vanden Antichrist ellendig is gepluckt.
 
Nu heeft de goede God door sijn genaden-sefen
 
Die vroome burgerij, met desen last verlegen,
 
Van ‘tSpaensche jock verlost. Hoena heeft Gods beleyd
 
Sijn lang-beproefde Kerk voor ’t kruyz voords heyl bereyd?

IX.
Ad Illustrissimos Praepotentissimosque D. D. Ordines Generales Liberi Foederati Belgij, Patriae Patres, de liberatâ Vesaliâ, et expugnato Boscoduco.

 
O Patriae Patres! summi victoria Patris
 
Nos Gratos reddat devoveatque Deo.
 
Mirandùm à Domino Vesalia juncta Batavis:
 
Eripite Hispano regna subacta Duci.
 
Idolumque simul Silvâ Deus expulit urbe:
 
Et vos inflammet Zelus amorque Dei.
 
Cultores Domini cultoris honore fruentur.
 
Macte Patres! sic vos gloria vera manere.

Aen de Doorluchtige ende Hooog-Mogende Heren Staeten Generael der Vereenigde Vrije Nederlanden, Vaders des Vaderlands, van wegen de Veroveringe van ‘sHertogenbosch, ende verloszinge van Wesel.

 
O Vaders van het Land! ô Neerlands Hooge Magten!
 
Ey! wilt des segens heyl gansch groot en dierber achten,
 
Des segens heyl, dat God het Land nu heeft gedaen.
 
Behoren wy den Heer niet naer de hand te gaen?
 
De Stad van Wesel is van ‘tjock eerst los gebonden,
 
Die Stad is onverwachts voor onsen staet gevonden:
 
Maekt voords al ’t Nederland van hunne banden vrij,
 
So van het Roomsche jock, als Spaensche heerschappij.
[pagina 76]
[p. 76]
 
De Heer, de yveraer in sijne wet geheten,
 
Heeft na ook uyt den Bosch den afgod weg-gesmeten:
 
Toont gy uw yver ook in liefde tot den Heer,
 
En werpt den Baals-dienst in’t Land met magt ter neer.
 
Die God den Here eerd dien sal God weder eren,
 
Ga naar voetnoot+Dien sal God heyl op heyl van dag tot dag vermeren.
 
O Vaders! grijpt een moed, en houd alhier de hand,
 
En wacht so Godes loon voor u, en ’t Vaderland.

X.
Ad Illustrissimum Generosissimumque Heroem Fredericum-Henricum, Nassovium, Principem Auriacum, Exercitus Confoed. Provinc. Belg. terrâ marique adversus furores & tyrranidem Hispanorum Praefectum, & Imperatorem, Vesaliae Liberatorem, Silvaeque Ducis Victorem, & Libertatis Belgicae Vindicem, ac Promotorem acerrimum.

 
PRinceps Heroum stirps maxima Nassoviorum!
 
Macte Heros! cedunt Styxque, Acheronque tibi.
 
Boscoducum occubuit, Romae Ga naar voetnoot*praeludia lapsus,
 
Vix similis Satanae nidus in orbe datur.
 
Redditaque unitis Vesalia libera Belgis.
 
Det Deus ut reliquos restituas populos!
 
Perge Heros falsos Papismi exscindere Divos:
 
Hinc coeli merces, hinc tibi nomen erit.

Aen den Doorluchtigen Hoog-geboren Vorst Frederick-Heynrick, van Naszou, Prinze van Oranjen, Gouverneur, Kapiteyn, ende Admirael Generael der Vereenigde Vrije Nederlanden tegens de Tyrannije van Spanjen, Verloszer van Wesel, Overwinner van ‘sHertogenbosch, ende Voorstander ende Voordplanter vande Nederlandsche Vrijheyd.

[pagina 77]
[p. 77]
 
O Aldervroomste Prinz der stamme van Naszouwen!
 
Ga naar voetnoot*Geboren Batavier! wilt vast op God betrouwen!
 
De Here is met dij, hy is dijn rechterhand,
 
De gansche Helle wijkt, en word door dij te schand.
 
De Bosch, dat rupzen-nest, heeft ‘tvaentjen al gestreken,
 
‘Tbegin van Romens val, en ook geen duyster teken:
 
Daer is in Christenrijk geen sulken Paepsch-gewoel,
 
Geen sulken moorders-kuyl, noch Helsche Vorschen-poel.
 
En Wesel heeft den hals die beyde ys’re jocken
 
Van ‘tRoomsch en ’t Spaensch geweld ook onverwacht ontrocken!
 
De Heer verlosze voords het gansche Nederland
 
Van ’t Roomsche-Spaensche jock door dijne trouwe hand!
 
Gaet voord Oranjen-Held de vreemde Roomsche Goden,
 
Den Antichristen dienst, en last’ren uyt te roden:
 
Dij is een roemen naem voor dit onsterflijk feyt,
 
En hemelsch kroon ten loon van Gode toebereyd.

XI.
Ad eundem. Ex VVest-Indicâ Triumphali Tubâ nostrâ desumptum. Pag. 41.

 
O Frederice-Henrice! ô Illustrissime Princeps!
 
Aurea ab Auriaco Principe progenies!
 
O Batavae lumenque, decusque & gloria gentis!
 
O belli fulmen! Patrisque tui vestigia calca,
 
Et Fratrem factis exprime, vel supera.
 
Christi sponsa tuis & Patria floreat armis.
 
Sic Deus, ô Princeps! te Batavosque beet!

Aen den selven. Uyt mijn VVest-Indische Triumph-Basuyne ontleend. pag. 42.

 
O Freedrick-Heynderick! Doorluchtig Vorst, en Here!
 
Naszousch-Oranjen-bloed! ô Hollandsch roem, en ere!
[pagina 78]
[p. 78]
 
O blixem onses krijgs, ô stut van ‘tVaderland!
 
O Held! neemt onse saek kloekmoedig by de hand.
 
Volgt dijnen Vader na, en treed in sijne stappen,
 
Beeld dijnen Broeder na, uyt, ja klimt op hooger trappen
 
Van daeden, ende eer, tot heyl van Godes Kerk,
 
Tot heyl van ‘tVaderland. O God bekroont dit werk!

XII.
Allusio ad Nomen Illustrissimi Principis Frederici-Henrici. Ex dictâ Triumphali Tuba itidem mutuata, pag. 42.

 
PRaesta te talem Princeps qualem exhibet omen,
 
Si duplicis sensum nominis excuties.
 
Da pacem optatam nostris Frederice diebus:
 
Sic Papam è solio deijce, & Hesperium.
 
Et Patriae fines Henrice extende trophaeis.
 
Sic Henricus eris! sic Fredericus eris!
 
Auguror, & voveo hoc. O quae primordia voti!
 
Grolla tibi tibi nuper, nunc tibi Silva cadit.
 
Reddita quin tantis Vesalia jungitur ausis.
 
O urbs auspicijs parta beata tuis!
 
Mox tibi Roma adat. Felicibus utere fatis,
 
Et macte ô Princeps! Annue summe Deus!

Gespeel op den Naem van sijne Prinzelijke Excellentie Frederick-Heynrick, Desgelijkx getogen uyt mijne gemelde Triumph-Basuyne, pag. 42. ende Beschrijvinge der Stad Haerlem, pag. 279.

 
PRinz Freedrick-Heynderick, wat brengt dijn naem ons mede?
 
De daed sij als de naem. Prinz Frederick, geeft vrede:
 
Stort Romen, en Maraen! Prinz Heynrick, set ons Land
 
Set onse palen uyt door kloekheyd, en verstand!
 
Wy sien een groot begin: voorheen is Grol geweken,
 
En nu is weer de Bosch voor dijne magt besweken,
[pagina 79]
[p. 79]
 
De magtigste der steen die hier de Spanjaerd heeft,
 
Ik sie noch dat voor dij sijn gansche Neerland beefd.
 
Heeft Wesel ook met-een door dij in Godes segen
 
Haer gulde vrijicheyd niet onlangs weer gekregen?
 
Veel-licht komt Spanjen noch hier na door dij ten val,
 
Ia Romen met den Paus, en daer me hebt gy ‘tal.
 
Gedenkt manhafte-Vorst, dat God dij heeft verkoren,
 
Om ’t Rijk des Antichrist, om Satans magt te storen,
 
Om Godes eer en leer kloekmoedig voor te staen:
 
So sult gy by den Heer by sijne Helden gaen.
 
Maer lieve Here God, van wien al ‘theyl der vroomen,
 
Van wien ‘tgeluck dijns volks van boven af moet komen,
 
Vergeeft ons onse schuld, en torent dan niet meer,
 
En plant so dijnen roem door desen waerden Heer.

XIII.
Ad Illustrissimum & Fortissimum Comitem Ernestvm-Casimirvm, Nassovium, Exercitus Foed. Belg. Mareschallum, Frisiae, Groningae, & Ommelandiae, &c. Gubernatorem.

 
ALtera devictae debetur gloria Sylvae,
 
Et debellati militis Hesperij,
 
O Erneste tibi! Cognate Principis armis
 
Arma juvas Batavae dextera militiae.
 
Tàm tua te pietas, quàm bella cognita virtus,
 
Acceptum Domino reddidit, & Patriae.

Aen den Doorluchtigen ende Manhaften Vorst Ernst-Casimir van Naszou, Maerschalck van het Leger der Vereenigde Vrije Nederlanden, Gouverneur van Vriesland, der Stad Groeningen, ende Ommelanden, &c.

 
DE tweede eeer komt bij Ernst, Grave van Naszouwen,
 
De tweede eer komt dij, dat wy het veld behouwen,
 
En dat ‘sHertogenbosch, en dat de Spaensche magt,
 
En ‘tKeyserlijk geweld te onder is gebragt.
[pagina 80]
[p. 80]
 
O eer van onsen krijg! ô steunzel onser landen!
 
Gy stijft den vroomen Prinz, dijn bloed-verwant, de handen?
 
Dijn yver, dijne deugd, dijn wijs en kloek bewind
 
Is van ons Vaderland en van de Heer bemind.

XIV.
Ad Ordines Generales subjugatarum Provinciarum Belgicarum.

 
BElgarum Proceres, & subdita pectora Mauro,
 
Quos partier Romae perfida sceptra premumt,
 
Cernitis assertam Batavorum milite Sylvam:
 
Excutite Hesperio libera colla jugo.
 
Et Papae laqueis animas evolvite vestras.
 
Iungite vos Batavis, jungite vos Domino.

Aen de Generale Staeten der Spaensch-verheerde Neder-Landsche Provintien.

 
VErheerde Staeten-schaer, verdruckte Nederlanden,
 
Die door het Spaensch geweld die door de Spaensche tanden
 
Vermorseld en vermaeld niets beters is bereyd,
 
En die de Antichrist begocheld, en verleyd,
 
Gy siet hoe dat de Bosch den Spanjaerd is benomen,
 
En hoe dat Wesel me haer Vrijheyd heeft bekomen:
 
Maekt uwe halsen ook van uwe slavernij
 
En van het dienstbaer jock der wreede Spanjaerds vrij.
 
En wilt uw sielen me van Romens helsche stricken
 
Ontwick’len al uw magt, en met Gods heyl verquicken.
 
So voegt u dan tot ons, en jaegt de Spanjaerds uyt,
 
En voegt u tot den Heer, en sijne waerde Bruyd.

XV.
In Philippum Dominicum Victorem, Hispaniarum Principem, tempore inaugurationis & coronationis suae in futurum Hispaniarum Regem in solio regio

[pagina 81]
[p. 81]

obdormientem, cum aetatis suae annum fermè tertium attigisset, hodiernum Regem Hispaniarum.

 
MAure, quid obdormis, dum te tua Curia Regem,
 
Dumque coronatum te diadema facit?
 
An fortè Hesperij Regnum te Rege fatiscet,
 
Romaque cum Latio corruet icta Iove?
 
Omen respondet facto. Tua Sylva resecta est:
 
Principium lapsus & Iovis, atque tui.

Tegens Philips Dominicus Victor,

Prinze van Spanjen, van vvegen dat hy tvvee jaeren ende tien maenden oud sijnde op den koninklijken troon sittende in slaep viel, wanneer hy te Madril tot eenen toekomstigen Koning met den name van Philips de Vierde gehuld ende gekroond werde, nu tegenwoordig Koning van Spanjen.

 
WAt slaept gy Spaensche Prinz, terwijl dat dijne Heren
 
Terwijl dat al dijn volk dij hunnen Koning eren,
 
En datmen dij met vreugd de hoogste eer betoond,
 
En tot een Hoofd van’t Land en komstig Koning kroond?
 
Sal dan dijn troon en kroon met dij ter neder sijgen?
 
En sult gy by dijn tijd uw eynd te samen krijgen?
 
En sal dijn bloedig rijk na dij niet langer staen?
 
En Romen en de Paus met dij te gronde gaen?
 
‘Tbeduydzel is niet vreemd, ’t beginter na te lopen,
 
Wy willen van den Heer hier in het beste hopen.
 
Dijn Bos is afgekapt, die vesting leyter al,
 
‘Tbegin van dijn verderf, en Romens swaeren val.

Emanuel van Meteren in het XXIX. Boek van sijne Historie der Nederlandsche Oorlogen. Fol. 597.

 

Uyt Spanjen is tijdinge gekomen, hoe dat de Koning Philips de derde heeft sijnen oudsten Ga naar voetnoot* Sone, nu twee jaeren ende tien maenden oud sijnde, doen aennemen, hulden ende sweren voor toekomende Koning van de Rijken van Spanjen, met den name van Philips de vierde, ende dat den 12. Ianuarij dit jaer 1608. Tot Madril inde S. Ieronymus Kerke, die behangen was met tapijtzerije van de historie van het winnen van Thunis, ende noch andere. Dit geschiede al met seer groote ende solemneele pompe, ende magnificentie, in het bywesen van meest alle de Bis-

[pagina 82]
[p. 82]

schoppen, Hertogen, Marquijsen, Graven, ende Grooten van Spanjen. De principaelste ceremonien werden bediend by den Kardinael van Toledo, Don Bernadin de Raijas ende Sandoval, present de Koning, de Koninginne, Infanta Anna Mauritia. Daer werd genoteerd dat dese jonge Prinze (also de ceremonien lang duerden, terwijlen de Heren ende Grooten hem gingen salueren) in slape was gevallen sittende in sijne stoel. Tot dese Feeste waren vergaderd de meeste Edeldom van Spanjen, makende eene groote ende kostelijke Feeste.

XVI.
In Henricum, Comitem de Berge, Hispanici Exercitus contrà Foed. Belgij liberum populum, & Provincias Ducem, & Imperatorem.

 
INfelix Henrice, cui concredita cura est
 
Et ductus belli Belgici ab Hesperio.
 
Vesaliam Mauro spoor atque incuria vestrûm
 
Curaque nostrorum fortiter eripuit.
 
Adde Ducis-Silvam. Misero nunc quid tibi restat?
 
Cum ductu properat luctus, & interitus.

Tegens Heynrick, Grave van den Berg, Veld-Overste van het Spaensche Leger tegens de Vereenigde Vrije Nederlanden.

 
GRaef Heynrick van den Berg, wat quaed is dij geboren,
 
Dat gy sijt tot een Hoofd van ’t Spaensche heyr vekoren
 
In desen onsen krijg, by dees gelegenheyd,
 
Daer God het Roomsche Rijk den ondergang bereyd.
 
Dijn trotz en slofficheyd, de oorsaek dijner schanden,
 
En onser kloek beleyd geeft Wesel ons in handen,
 
En maekt die goede Stad en vroome burgerij
 
Van ‘tRoomsche-Spaensche jock en wreede handen vrij.
 
Daer toe so is de Bosch van onsen Prinz genomen.
 
Wat onheyl wil dij noch hierom niet overkomen?
 
Dijn ere druckt dij neerm dijn schande, dijn verdriet,
 
Dijn eyndelijk verderf volgd op dijn hoog gebied.
[pagina 83]
[p. 83]

XVII.
In Hispaniarum Regem, & Imperatorem Romanum.

 
MAure quid insultas imbelli Marte Batavo?
 
Non sapies video, donec eo pereas,
 
Quid miser in proprijs tibi dum non sufficis armis,
 
Imploras frustrà Caesaris auxilium?
 
Iam video quid sit: Batavo quoque milite Caesar
 
Dum perit, hoc ultor perdet utrumque Deus.

Tegens de Koning van Spanjen, ende Roomschen Keyser.

 
MAraen! wat tracht gy ‘tvolk van Neerland te verdrucken?
 
Of sijt gy niet te vreen, eer sy u neder-rucken?
 
So ligt gy al te laeg. Maer arme Dwingeland!
 
Wat steunt gy te vergeefs op ‘sKeysers hulp, en hand?
 
Ik sie wel wat het is. De Keyser moet ook sijgen,
 
En sijn verdiende loon door onse wapens krijgen:
 
So stort des Heren wraek u beyde te gelijk,
 
Om ‘tuytgestorte bloed in’t gansche Christenrijk.

XVIII.
In Hispanum, Caesarem, Comitesque de Berge, & Montecuculi.

 
HEsperius Batavum Coluber dum in Monte Leonem
 
Impetit, hostem acer vulnerat ense Leo:
 
Mox Aquila auxilium praestat Romana Draconi:
 
Sed timidum mittit, sed stupidum Cuculum.

Tegens den Spanjaerd, Keyser, ende Graven van Berg, ende Montecuculi.

[pagina 84]
[p. 84]
 
DE Spaensche Draek bestond op hooge trotze Bergen
 
Den Batavierschen Leeu met krijg in’t veld te tergen:
 
Alwaer de koene Leeu den moedeloosen Draeck
 
Meer dan een wonde sloeg aen sijn geswollen kaek.
 
En so de felle Draek ter aerden lag gesmeten,
 
So sond de Adelaer, in’t Roomsche Rijk geseten,
 
Tot hulpe vanden Draek een armen Koekoek af,
 
Die noyt den minsten vonk van moed en kloekheyd gaf.

XIX.
In Ernestum, Comitem de Montecuculi.

 
DIceris Ernestus: verum quod diceris, haud es.
 
Sed Cuculi meritò diceris: es Cuculus.

Tegens Ernst, Grave van Montecuculi.

 
GY draegt den naem van Ernst; gy moogt den naem wel dragen:
 
Maer gy en sijt het niet. Wat moogt gy dij behagen
 
In dijnen yd’len naem? Recht heet gy Cuculi:
 
Daer was geen blooder uyl en Koekoek oyt als gy.

XX.
In praedones & latrones Croatas.

 
BElgica quid petitis praedones regna Croatae?
 
Belga hîc, non Teuto; proelia non spolia.
 
Venistis fures cum praedâ, ac sanguine multo:
 
Nunc cum praedâ ipsi praeda eritis Batavis,
 
Sanguineque à vestro exposcet Vindicta cruorem.
 
Tardior, at gravior, poena luenda venit.

Tegens de moordersche ende roversche Kravvaten.

 
WAt maekt gy hier te Land? segt stropers, segt Krawaeten:
 
Gy sijt in Duytschland niet, ô neen! hier sijn Zoldaeten,
 
Hier wonen Bataviers; hier is geen roof, noch buyt,
 
Hier is maer kruyd, en lood, en slagen voor uw huyd.
[pagina 85]
[p. 85]
 
Gy sijt uyt Duytschland hier met bloed en roof gekomen,
 
Maer hier word u de roof en proij weer afgenomen,
 
En word ons selfs een buyt. Gods wraeck, wel traeg, maer wis,
 
Eyscht hier het bloed van u dat daer vergoten is.

XXI.
In Henricum, Comitem de Berge, cum Hispanis, & Ernestum, Comitem de Montecuculi, cum Croatis, caeterisque Caesarianis suis, super ipsorum anxiâ Fugâ, quâ Velaviam turpiter deseruerunt 13. Octob.

 
MIraclo in nostras Henricus venerat oras,
 
Scribit ut Henricus, notificatque suis:
 
Miraclo timidus quoque easdem deserit idem.
 
Hoc opus in toto perstrepat orbe Dei!Ga naar voetnoot+
 
Nemine Castilijs obstante Velavia cessit:
 
Et pellente miser nemine Maure fugis.
 
Quid iam Henrice tibi turbata Velavia prodest?
 
Disce Dei dextrâ Ga naar voetnoot*velle subesse Deo.

Tegens Heynrick, Grave van den Berg, met sijne Spanjaerden, ende Ernst, Grave van Montecuculi, met sijne Krawaeten, ende andere Keyserschen, over hunne Vlugt, waer mede sy de Veluwe den 13. Octob. schandelijk verlopen ende verlaten hebben.

 
MAraen is wonderlijk de Veluw in gebroken,
 
Gelijk de Berg-graef heeft geschreven, en gesproken:
 
Hy is weer wonderlijk en schandelijk gevlugt.
 
Roemt Godes werk, en stroijt dit wonderlijk gerucht!
 
Maraen is sonder slag of stoot daer in gekropen:
 
Hy is ook sonder slag of stoot daer uyt gelopen.
 
Maraen, wat helpt u nu ‘tverwoesten van ons Land?
 
Buygt uwen steylen kop voor Godes sterke hand.
[pagina 86]
[p. 86]

XXII.
Super eâdem Hostium Fugâ.

 
Ga naar voetnoot+OBsessâ cecidit spoliata Velavia Sylvâ:
 
Caesa sed à nostro milite Sylva cadit:
 
Quin etiam diris erepta Vesalia Mauris:
 
Sic fugit, ut venit, territus hostis Iber.
 
Clementer Dominus populi peccata flagellat,
 
Temperet ut mixtis gaudia nostra malis.

Van de selve Vlugt der Vijanden van de Veluvve.

 
DE Veluw-streek is hier in ‘s Bosch beleg besweken:
 
Maer daer na is de Bosch voor onsen Prinz geweken,
 
En Wesel eerst verlost: dies word Maraen verzaegd,
 
En vlugt seer schandelijk eer dat hem iemand jaegd.
 
De Heer heeft om de schuld en boosheyd onser dagen
 
Sijn kind’ren wat gedreygd, en vaderlijk geslagen:
 
De Heer heeft onse vreugd met kruyz en druck gemengd,
 
En onse soetichheyd met bitterheyd gelengd.

XXIII.
Ad Ecclesiam Chisti, ab Antichristo, ejusque sanguinarijs asseclis miserrimè jamdudum afflictam, atque oppressam.

 
SVmme animos nimio squallens Ecclesia luctu,
 
Heu quantùm haud unâ turba perempta nece!
 
Sume animos: mox vindictam Deus exiget ultor,
 
Mox hosti reddet praemia pro meritis:
 
Et tibi sanguineis ereptae ex faucibus Orci
 
Concedet fato prosperiore frui.
[pagina 87]
[p. 87]

Aen de Kerke des Heren Iesus Christus, van den Roomschen Antichrist, ende sijnen bloedigen aenhang, nu eenen geruymen tijd ellendig vervolgd, verdruckt, ende uytgeplonderd.

 
O Lieve Kerke Gods! door droefheyyd gansch besweken,
 
Met meer dan duysend doon aen uwe siel doorsteken,
 
En van den Antichrist so jammerlijk vertreen,
 
Grijpt nu een nieuwen moed, en richt u weer te been.
 
De Here sal uw bloed eens aen den Vijand wreken,
 
En sal dien Antichrist den kop aen stucken breken,
 
En al sijn moord-geweld en magt te gronde slaen,
 
En geven hem sijn loon na dat hy heeft gedaen.
 
En sal u uyt des nood en doods benoud verdrucken
 
En uyt des Satans magt ende sijne klaeuwen rucken,
 
En na’t langwijlig kruyz u weer het goede doen,
 
En met sijn segen-troost en heyl-genade voen.

XXIV.
Oratio ad Deum ter Opt. Max.

 
SVmme Deus, Pater Omnipotens, Rex maxime Regum,
 
Summa tibi laus sit, gloria summa tibi.
 
Hosti hoc inflictum est jurato non leve vulnus:
 
Tandem Antichristus corruat, & pereat.
 
Idoli nomen, simul & cultoris, in irâ
 
Vt paleam in ventum discute: tu Deus es.

Gebed tot God Almagtig.

 
O Groote waere God! ô Here aller Heren!
 
O Vader van ons Land, en die daer vroom verkeren!
 
De hoogste eer hier van komt dij, en anders geen,
 
De hoogste eer hier van komt dij (ô God!) alleen.
 
Gy hebt dijn weerpartij die diepe wond geslagen,
 
Den voorbood van sijn val, en aenvang dijner plagen:
[pagina 88]
[p. 88]
 
Stort dempt dien Antichhrist, dien Sone van’t verderf,
 
En rekent met hem af, en effent sijne kerf.
 
Verdelgt den beelden-dienst, en die de beelden eren,
 
En die de vreemde Goon hardneckig na hoereren,
 
In spijt van dijnen naem, en tot dijn hoon, en spot:
 
Gy immers, gy (ô Heer!) gy sijt alleen ons God.

Ga naar voetnoot+IehoVa eXsVrge, & perDe InIMICos tVos.

 

Psal. 97. Iehova regat. God is Koning.

 

Noch leven de Geusen.

 

Sursum Animus. Het oog om hoog.



illustratie

voetnoot†
bekout.

voetnoot*
Latronum.
voetnoot†
pandistis.

voetnoot+
Apoc. 9. Matth. 21. 13.
voetnoot+
Apoc. 9. 2. Matth. 23. 33

voetnoot+
Apoc. 16. 13

voetnoot*
Boscoducum Roma Belgica ipsi Pontifici Romano dicta.

voetnoot*
petit.

voetnoot+
Ernestus Comes de Monte Cuculi, Dux Caesarianorum.

voetnoot+
Cuculus beteykend in’t Latijn eenen Koekoek.

voetnoot+
1 Sam. 2. 30

voetnoot*
Primordia

voetnoot*
O Felices Delphos! ô Felicem Patriam!

voetnoot*
Philippus Dominicus Victor. Credo per antiphrasin. Victus non Victor habendus.

voetnoot+
Egregiam verò laudem, & spolia ampla refertis!
voetnoot*
Spontè.

voetnoot+
Abijt, excessit, erupit, evasit.—An tibi Mavors Ventosa in lingua, Pedibusque fugacibus istis, Semper eris.

voetnoot+
D. vulgò inter literas numerales quoque computatur.

Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken