Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ruut de fox-terrier (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ruut de fox-terrier
Afbeelding van Ruut de fox-terrierToon afbeelding van titelpagina van Ruut de fox-terrier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.24 MB)

Scans (9.04 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rie Kooyman



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ruut de fox-terrier

(1946)–Max van Amstel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

Hoofdstuk VI
Ruut en Roel

De beste vriend die Ruut heeft is Roel.

Natuurlijk!

Roel is de hele dag thuis, hoeft nog niet naar school, zoekt afleiding, wil spelen en vindt natuurlijk in de vrolijke Ruut een dankbare speelkameraad.

Ze stoeien samen, rollen over de grond en spelen samen schuilhoekje.

Ja, écht! Ze spelen schuilhoekje!

Dat wil zeggen, Ruut heeft natuurlijk niet zoveel verstand dat hij zich ergens kan verstoppen. Maar zoeken, als Roel zich heeft verstopt, dát kan hij heel goed!

Roel schuilt weg. In de keuken achter de deur, of in de gangkast, of achter de divan. En dan moet Ruut hem zoeken.

Ja, dat was eerst nog een beetje moeilijk. Roel wist Ruut niet aan zijn verstand te brengen dat hij bij ‘honk’ moest blijven wachten tot Roel zich had verstopt en: ‘kòòòm maar!’ riep.

Neen, dat begreep Ruut niet, hoe verstandig hij overigens ook is.

Als Roel hem bij honk zette en dan wegliep, dan rende Ruut blaffend en grommend achter hem aan.

Dan werd Roel boos. Zette hem weer neer en zei:

‘Hier moet je wachten tot ik roep; niet weglopen, wees nu niet zo flauw!’

[pagina 55]
[p. 55]

Ja, gemakkelijk gezegd, maar wist Ruut veel van verstoppertje spelen?

‘Een leuk spelletje is dat,’ dacht hij, ‘van de schoorsteen naar de kamerdeur lopen, achter Roel aan en dan weer teruggebracht worden!’

En wéér ging hij keffend achter Roel aan als die zich snel uit de voeten maakte om zich te verschuilen.

Toen werd Roel verdrietig.

Waarom dééd die nare Ruut nu niet wat hij wilde?

Hij liep met een pruillipje naar moeder en zei:

‘Moes, ik wil verstoppertje spelen met Ruut en hij wil niet blijven staan waar ik hem neerzet. Hij loopt telkens achter mij aan als ik wegloop!’

Moeder lachte en antwoordde:

‘Ja, maar, Roel, je moet niet vergeten dat Ruut maar een hondje is en geen jongen die precies begrijpt wat jij bedoelt!’

‘Maar ik wil toch verstoppertje met hem spelen!’ pruilde Roel.

Moeder wist er wel wat op.

‘Je doet Ruut in de kamer en doet de deur dicht. Dan ga jij je buiten de kamer verstoppen en als jij dan roept, dan doe ik de deur open. Is dat goed?’

Dat was een prachtige oplossing. En van die dag af kunnen Ruut en Roel samen heerlijk verstoppertje spelen.

Roel kan zich nu rustig verstoppen en voor Ruut is het ook weer een nieuwe verrassing.

Als Roel de kamerdeur heeft dichtgedaan staat Ruut luid jankend en blaffend tegen de deur te krabben.

Ja, goed voor de verf ís het niet.

Maar moeder denkt:

‘Daar is nu eenmaal niets aan te doen. Als je kleine kinderen en jonge honden in huis hebt kan alles niet zo mooi blijven als je het wel graag zou willen hebben. Het één of het ander.

[pagina 56]
[p. 56]

Soms ook mogen Roel en Ruut samen een eindje gaan wandelen.

Ja, die Roel is nu al zes jaar, dus niet zo'n erg klein jongetje meer. Over twee maanden gaat hij al naar school!

‘Dan zal hij ook wel eens alleen over straat moeten,’ denkt moeder, ‘en dan is het goed dat hij er nu maar vast aan went.’

Roel vindt het natuurlijk prachtig.

Vader heeft een mooie halsband en een riem voor Ruut gekocht. Want loslopen mág Ruut natuurlijk niet. Stel je voor, dat hij eens onder een auto kwam!

Nu loopt Roel als een echte meneer met een hond aan een riem te wandelen. Of hij zich ook groot voelt!

Als ze samen weggaan, waarschuwt moeder:

‘Roel, denk er om, goed uitkijken hoor. Als je de straat oversteekt, eerst naar links kijken en dan naar rechts, of er geen auto's aankomen. En houd Ruut goed bij je, dat hij zich niet los trekt!’

Roel belooft moeder graag alles en werkelijk, hij is ook heel voorzichtig.

En Ruut?

Ruut vindt het gewoon onzin dat hij aan een riem moet lopen.

‘Waar is dát nu goed voor?’ vraagt hij zich af. ‘'t Is toch véél leuker om los te lopen, net als alle andere honden die je op straat ziet! Lieve help, wat zou hij rennen langs de straat en stoeien met andere honden!’

Weglopen?

‘Ja, zo-iets heeft hij opgevangen. Wat een dwaasheid. Waarom zou hij weglopen? Hij heeft het immers écht naar zijn zin bij Roel en Beppie en vader en moeder? Het is reuze fijn! Ja, hij zal daar weglopen! Geen sprake van. Hij zou wel zorgen dat hij altijd weer terug was hoor!

Maar ja, breng dat die mensen nu eens aan hun verstand!

[pagina 57]
[p. 57]

Nu ja, er is niets aan te doen.

't Is zó natuurlijk óók wel fijn.

Soms gaat Roel een eind hard lopen en dán is Ruut in zijn element!



illustratie

Dan maakt hij de malste bokkesprongen en keft en blaft dat het van de huizen aan de overkant van de straat terugkaatst.

Ze gaan dan samen vaak boodschappen doen voor moeder.

Bij den bakker, of bij den groentenboer.

Of... bij den sláger!

Ja, naar den slager gaan ze allebei erg graag.

[pagina 58]
[p. 58]

Geen wonder ook.

Die dikke slager Spekmans is een gulle vent. Als er kinderen om een boodschap komen, laat hij ze nooit weggaan zonder ze een stukje worst in de hand te hebben gestopt.

Roel weet dat goed en daarom gaat hij graag vlees halen voor moeder, bij slager Spekmans.

En Ruut weet het óók heel best!

Want voor hem valt er altijd wel een worstvelletje, een stukje vlees of een been af!

Ja, Roel en Ruut zijn beste maatjes met slager Spekmans.

Want Roel lust graag een stukje worst, zo uit het vuistje en Ruut is dol op een velletje of een stukje vleesafval.

O ja, er is nóg iets waar Ruut dól op is.

Levertraan!

Ja, levertraan, dat vindt Ruut een van de kostelijkste lekkernijen die er bestaan.

Dat is Roel héél toevallig te weten gekomen.

En nu hebben Roel en Ruut samen een geheimpje.

't Is een erg ondeugend geheimpje. Een lélijk geheimpje eigenlijk...

Roel moet iedere avond, vóór hij naar bed gaat een lepel levertraan slikken.

Dat gaf moeder hem al toen hij pas drie maanden oud was en het is voor een héél groot gedeelte dááraan te danken dat Roel zo'n flinke, stevige jongen is en dat hij zulke sterke, rechte benen heeft.

Maar die Roel hè, die heeft toch zo'n verschrikkelijke hekel aan die levertraan! Hij vindt het gewoonweg vies smaken.

Nou, eerlijk gezegd, helemaal ongelijk hééft hij niet, want levertraan smáákt niet lekker. Maar het is zo góéd voor hem, zie je, en daarom stoort moeder zich niet aan de lelijke gezichten die hij iedere avond trekt en aan de tranen die er soms bij te pas moeten komen vóór hij zijn

[pagina 59]
[p. 59]

lepeltje levertraan naar binnen heeft.

Ja, dat is me iedere avond een geschiedenis.

Roel huilend en protesterend, dat hij ze niet lúst, dat hij ze víes vindt en moeder, onverbiddelijk, hem de lepel voorhoudend, zeggend, dat hij de levertraan móét innemen, dat het zo góéd voor hem is en dat de dokter het wil.

En dan vader, die zegt dat hij Roel een flauwe vent vindt, die zich voor zo'n kleinigheid laat kennen. Die zo'n vreselijke drukte maakt voor één zo'n lepeltje van iets wat hij niet zo erg lekker vindt smaken.

En Beppie, die hem uitlacht.

Ja, Beppie heeft gemakkelijk praten. Die vindt levertraan niet zo héél erg naar smaken. Nu ja, dán kan je het ook gemakkelijk slikken, nietwaar?

Op een avond zegt Roel tegen moeder:

‘Ja, als jullie me allemaal nu maar niet zo zaten áán te kijken, als die Beppie me nu maar niet uitlachte. Als ik maar alleen was, dan zou ik die levertraan wel innemen. Alleen is het láng zo erg niet!’

Nou, goed, als hij dát denkt.

‘Wel,’ zegt moeder, ‘goed, dan neem je in het vervolg zèlf je levertraan maar in. Hier is de fles en hier is de lepel. Ga maar naar de keuken. Maar, dan moet je me beloven, dat je het ook dóét hoor!’

Natuurlijk belooft Roel dat en zo neemt hij voortaan iedere avond zèlf zijn levertraan in.

Het kóst hem moeite hoor. Het duurt soms héél lang vóór hij de lepel in zijn mond stopt.

Soms staat het hem zó tegen, dat hij er over denkt een lepel te vullen en die stilletjes in de gootsteen te smijten.

Ja, zulke lelijke gedachten heeft hij.

Maar hij doet het toch niet.

In de eerste plaats niet omdat hij wel weet dat moeder het gauw zou merken.

Levertraan is een raar goedje. Het blijft drijven op

[pagina 60]
[p. 60]

water en het blijft kleven tegen de kanten van de gootsteen. Dat heeft Roel eens gezien, toen moeder een beetje levertraan dat lang had gestaan en dat zij hem niet meer wilde geven, in de gootsteen gooide.

Neen, moeder zou héél gauw merken dat hij zijn levertraan niet innam, maar weggooide.

En dan, in de tweede plaats... dat zou ook wel héél érg ondeugend zijn...

En dus slikt hij maar. Rillend en gezichten trekkend van wat ben je me!

Maar op een avond, als hij langzaam de lepel vult, dan maakt hij een onhandige beweging en morst een beetje levertraan op het keukenzeil.

Toevallig is Ruut in de keuken en... één, twee, drie, die likt de gemorste druppels lekker op, smakt met zijn lippen en kijkt Roel vragend aan.

Roel kijkt de hond verbaasd aan.

Vindt Ruut levertraan lékker?

Nou, dat is me toch óók wat!

Dat je het nu niet zo héél erg naar vindt, zoals Beppie, maar dat je het lékker vindt!

En een héél lelijk plan komt in Roel op...

Hij vult de lepel verder met levertraan en houdt die aan Ruut voor.

Met een paar likken heeft die de lepel leeg.

Roel legt de lepel weg... doet de kurk weer op het flesje... gaat naar de kamer...

Maar zijn hartje klopt onrustig en hard... en hij durft vader en moeder bijna niet aan te kijken...

En zo ontstaat dat lelijke geheimpje tussen Roel en Ruut.

Als Roel 's avonds naar de keuken gaat om zijn levertraan in te nemen, trippelt Ruut achter hem aan. Roel vult de lepel en laat die door Ruut schoonlikken.

Zo mindert de levertraan en behoeft Roel het nare

[pagina 61]
[p. 61]

goedje niet te slikken.

Ruut vindt het bést zo. Hij vindt levertraan héérlijk en híj zal het geheim niet verklappen.

En Roel?

Ja, Roel is niet gerust. Hij weet dat wat hij doet erg lelijk is. En bijna iedere dag neemt hij zich voor het niet meer te doen. Maar als hij de lepel dan weer heeft gevuld

illustratie

en Ruut staat zo naast hem te hunkeren, dan is de verleiding wel heel erg groot. Dan denkt hij:

‘De laatste keer dan. Morgen neem ik het zelf weer in...’

Maar de volgende dag gaat het weer net zo.

De kruik gaat zo lang te water tot zij breekt.

Alweer zo'n spreekwoord...

Op een avond komt moeder de keuken binnen en vindt Ruut die smakt met zijn tong en... Roel, met een hoogrode kleur, morrelend aan de kurk van de levertraanfles.

[pagina 62]
[p. 62]

Moeder begrijpt dadelijk wat er aan de hand is.

Maar zij geeft Roel geen standje.

Zij neemt hem mee naar de kamer. Zij neemt uit de boekenkast een dik boek en neemt Roel op haar schoot. Zij laat hem verschillende platen in het boek zien.

Die platen zijn foto's van kinderen met kromme ruggen en héél dunne, kromme beentjes en lelijke, grote hoofden...

‘Kijk Roel,’ zegt zij zacht, ‘als die kindertjes van hun moeder geregeld levertraan hadden gekregen, dan waren zij niet zo geworden. Dan waren ze groot en sterk en flink geworden, net als jij en andere kinderen die geregeld levertraan innemen. Denk je ook niet dat die kinderen héél erge spijt hebben dat zij nooit levertraan hebben gehad? Geloof je niet dat zij honderdmaal liever iedere avond een nare smaak in hun mond hadden gehad dan hun gehele leven zo ongelukkig te moeten blijven rondlopen?’

Roel knikt.

Hij begrijpt heel goed wat moeder bedoelt en met zijn hoofdje tegen moeders schouder begint hij te huilen.

Eigenlijk, diep in zijn hartje vindt hij het toch maar heel prettig dat moeder zijn bedrog heeft gemerkt, want het was toch wel verschrikkelijk lelijk wat hij deed.

Ruut staat er bij te kijken en snapt er niets van.

Maar ondertussen raakt hij zijn dagelijkse lekkernij kwijt.

Ja, want moeder geeft Roel na die dag zélf zijn levertraan weer.

En Roel vertrekt er geen gezicht meer voor.

Maar Ruut mag toekijken en krijgt niets!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken