Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ruut de fox-terrier (1946)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ruut de fox-terrier
Afbeelding van Ruut de fox-terrierToon afbeelding van titelpagina van Ruut de fox-terrier

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.24 MB)

Scans (9.04 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Illustrator

Rie Kooyman



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ruut de fox-terrier

(1946)–Max van Amstel–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 159]
[p. 159]

Hoofdstuk XVI
Ruut ontvlucht zijn baas!

Ruut heeft een leventje als een prins bij meneer Draaier. Dát moet hij toegeven.

De lekkerste hapjes krijgt hij.

Brood in melk gesopt!

Gestampte pot met véél jus er in!

Talloze worstvelletjes!

Koekjes!

Chocolaadjes!

Suikerklontjes!

Allemaal dingen waar hij dól op is.

En tweemaal in de week brengt de baas een kluif voor hem mee, een kluif, waar hij langer dan een hele dag genoeg aan heeft!

Dikwijls denkt hij:

‘Tjonge, als ik de familie Mester niet kende, als ik niet zoveel hield van vader en moeder en Beppie en Roel en Mimot, wel, dan zou ik héél graag bij meneer Draaier willen blijven. Hij is een bovenste beste baas. Een baas zoals élke hond zich zou kunnen wensen.’

Het enige wat hij niet prettig vindt is dat hij de hele dag alleen is.

's Morgens laat meneer Draaier hem uit. Aan de riem!

Als ze weer thuis zijn, gaat meneer Draaier de deur uit. Hij gaat naar zijn kantoor en hij komt pas tegen de avond terug. Zo'n hele dag is Ruut dus alleen.

In het eerst is dat héél erg onprettig.

[pagina 160]
[p. 160]

Hij heeft geen enkel speelkameraadje om de tijd te korten. Hoe anders was dat vroeger, bij de familie Mester!

Maar tenslotte went hij wel aan die eenzaamheid!

En er is toch nog wel enige afleiding.

Achter het huis van meneer Draaier is een tuintje. De keukendeur, die op dat tuintje uitkomt laat meneer Draaier, als hij weggaat, altijd op een kier staan en zo kan Ruut dus in het tuintje komen.

Och en daar is altijd wel wát te beleven.

Zo wemelt het in de buurt bijvoorbeeld van katten!

Die zwerven door de tuinen, balanceren over de schuttingen en zij komen natuurlijk ook wel in het tuintje van meneer Draaier, in het tuintje van Ruut!

Ruut heeft er veel plezier in die katten eerst eens een poosje hun gang te laten gaan.

Hij staat dan op de loer bij de kier van de keukendeur.

Als de niets kwaads vermoedende katten dan eenmaal rustig in het tuintje wandelen, schiet hij plotseling met een vreselijk geblaf te voorschijn.

Dan moet je ze zien rénnen, die katten! 't Is om je naar te lachen! In een wip zitten ze dan boven op de schutting, met dikke staarten. Maar dan vliegt Ruut nét zolang tegen de schutting op, dan blaft en bromt hij nét zolang, tot die katten bang worden en de benen nemen naar een tuin waar géén hond is.

Neen, vervelen doet Ruut zich niet.

Maar er is één ding dat hem vreselijk kwelt.

Er bestaat helemaal geen kans om op een goede keer te vluchten.

Hoe hij ook piekert en peinst, hij weet geen gaatje te vinden.

Hier komen geen bakker en melkboer, waardoor de voordeur een poosje open staat. Dan zou er nog een klein kansje zijn. Maar de hele dag blijft de voordeur dicht. Neen, overdag is er beslist géén gelegenheid.

[pagina 161]
[p. 161]

En 's avonds?

Nou, 's avonds óók niet. Dan let meneer Draaier goed op hem.

Reken maar.

Uitlaten?

Ja, maar... áán de riem!

Nooit laat meneer Draaier hem eens alleen op straat.

Ook 's Zondags, als hij met Ruut gaat wandelen houdt

illustratie

hij hem stevig aan de riem.

Meneer Draaier denkt:

‘Eerst moet Kees goed aan me wennen. Een zwervertje is tenslotte maar een zwervertje en hóé goed ze het ook hebben, op een kwade dag wordt de drang naar vrijheid té sterk en dan nemen ze de benen.’

Ja, daar kan meneer Draaier wel eens gelijk in hebben.

En daarom houdt hij Ruut altijd goed vast.

‘Later,’ denkt hij, ‘later, als hij eenmaal goed gewend is, dan zullen we wel eens zien. Nu begin ik er nog niet aan. Voorlopig moet hij er zo maar genoegen mee nemen.

[pagina 162]
[p. 162]

Meneer Draaier is veel te blij dat hij een hond heeft. Hij vindt Ruut een leuke hond en hij wil hem niet graag kwijtraken.

Neen, het ziet er niet zo best uit voor Ruut's ontvluchtingsplannen.

Maar...

Op een mooie, winterse Zondag gaat meneer Draaier een flinke wandeling maken met Ruut. Ruut loopt gewillig aan de riem, zoals altijd.

Hij snuffelt zo hier en daar.

Blaft uitdagend tegen een voorbijgaande hond.

Hij vindt het leuk, zo met zijn baas te wandelen.

‘Kees, jongen,’ zegt meneer Draaier, ‘ik heb zin om eens een beetje in het park te gaan wandelen. Wat denk jij er van? Zullen we het doen?’

Ruut vindt het best.

Maar als ze in het park komen, wordt Ruut eensklaps onrustig.

Hij weet niet hoe het komt, maar er ís iets met het park.

En héél, héél langzaam komt het omhoog in zijn geheugen, wat er is met het park.

Een beeld van vroeger komt in zijn gedachten....... hij ziet een rat lopen, langs de waterkant.... hij vliegt er achteraan... een kort gevecht... de rat is dood... hij brengt het dier zegevierend bij vader Mester en de kinderen en nog een vreemden man... jonge eenden... waar hij achteraan gaat... vader fluit... hij moet weer aan de riem...

Ja... já... dat is hier gebeurd! Dat was in dít park, héél lang geleden...

Het verlangen naar die tijd, die heerlijke tijd wordt hem eensklaps te machtig... hij jankt zachtjes en trekt aan de riem...

Meneer Draaier buigt zich verbaasd naar hem over.

‘Wat is er, Kees? Wat wil je dan, jongen?’

[pagina 163]
[p. 163]
Ruut hoort nauwelijks dat zijn baas tegen hem spreekt. De gedachten aan vroeger nemen hem helemaal in beslag.

illustratie

Het verlangen naar zijn oude vrienden wordt sterker dan het ooit is geweest in de tijd dat hij van hen is gescheiden.

Hij blijft janken en trekken aan de riem.

Meneer Draaier weet niet wat hij er van moet denken.

[pagina 164]
[p. 164]

‘Wat ís er dan toch, jongen?’

Ineens bedenkt hij iets.

‘Ruik je soms ratjes?’ vraagt hij lachend.

Ruut jankt.

‘Ach, ja, natuurlijk,’ zegt meneer Draaier, ‘ik snap het al. Het kan ook niet anders voor zo'n jonge, levenslustige hond als jij bent. Het gaat niet aan dat die maar altijd aan een riem loopt. Wil je dan zó graag eens even loslopen? Wel, dat kan ik me best begrijpen.’

Meneer Draaier kijkt even om zich heen.

‘Tja...’ zegt hij aarzelend, ‘het mag eigenlijk niet. Honden mógen niet loslopen in het park. Maar, als ik nu eens héél eventjes... een kórt poosje maar... zullen we het dan maar doen, Kees?’

Ruut trekt aan de riem.

Meneer Draaier bukt zich.

‘Vooruit dan maar, er is geen parkwachter te zien.’

Plotseling voelt Ruut dat hij los is... los... hij kijkt om... daar staat meneer Draaier, lachend, met de riem in zijn hand... lós is hij...

Hij kan het niet geloven... kan hij lopen waar hij wil?

Een ogenblik staat hij bewegingloos... dan, ineens, rent hij weg, met een korte, scherpe blaf... vooruit... de lange, lange laan in...

Verdwaasd kijkt meneer Draaier hem na.

Hij had verwacht dat Kees in het rond zou gaan hollen, zoals andere honden dat doen als ze blij zijn dat ze even los mogen lopen. Maar dit... dit lijkt op een vlucht...

‘Kéés...!!’ roept hij, ‘Kééees...!! Hier!!’

En hij fluit schel op zijn vingers.

Ruut hoort het, maar hij kijkt niet om.

‘Ja,’ denkt hij, ‘roep maar “Kees”! Die bèn ik niet! Ik héét geen Kees! Ik ben Ruut! Nu ben ik weer helemaal Rúút! Het spijt me voor je, baas, je bent een béste voor me geweest, maar nu ga ik mijn oude vrienden weer op-

[pagina 165]
[p. 165]

zoeken! Adieu, baas! Dank je voor alles wat je voor me hebt gedaan! Adieu! Ik ben weer vrij!!’

Meneer Draaier blijft lang staan.

Hij wacht... en wacht...

Maar zijn Kees komt niet terug.

Het spijt hem... het spijt hem ècht. Hij was van die hond gaan houden. Hij was aan hem gehecht...

Hij haalt de schouders op.

‘Ja,’ zegt hij peinzend tot zichzelf, ‘een zwerver blijft een zwerver... jammer... jammer, het was zo'n aardig hondje. En dat is nou je dank, dat je hem redt van de gaskamer en dat je goed voor hem bent...’

Dan keert hij zich om en loopt verdrietig weg, de losse riem doelloos achter zich aanslepend.

Ruut rent voort.. de laan uit... het park door... door het hek de straat op...

Vrij ben ik! Vrij!! juicht het in hem.

Hij blijft lopen, tot hij tenslotte doodmoe en hijgend, met zijn tong uit zijn bek neervalt in een hoek.

Gelukkig, ín-gelukkig dat hij vrij is...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken