Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kinderverhalen (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kinderverhalen
Afbeelding van KinderverhalenToon afbeelding van titelpagina van Kinderverhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (27.73 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Babs van Wely



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kinderverhalen

(1963)–Hans Andreus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 2]
[p. 2]


illustratie

[pagina 3]
[p. 3]


illustratie

[pagina 7]
[p. 7]


illustratie

Het meisje met de zilveren haren

Er was eens een meisje met zilveren haren. Nee, ze had geen haar dat op zilver léék; het was van ècht zilver. Het meisje had geen vader en moeder meer en ze woonde bij een oude vrouw in een hutje in een bos. De mensen uit de omtrek kwamen nooit in dat bos, want ze zeiden dat die oude vrouw een heks was. Het meisje was dus altijd erg alleen. De oude vrouw was niet onvriendelijk, maar sprak zelden een woord tegen haar, bromde slechts zo nu en dan wat, al roerend in haar etenspotten. Maar het meisje vond het helemaal niet naar om zo alleen te zijn. 's Morgens ruimde ze het hutje op en ging dan wandelen in het bos en praatte met de vogels en de andere dieren. En 's middags

[pagina 8]
[p. 8]

ging ze weer wandelen in het bos of ging aan de kant van de beek zitten en keek urenlang naar het water en de vissen die erin zwommen. En wanneer het mooi weer was en de zon door de bladeren scheen, dan glansde en glinsterde haar zilveren haar, dat de vogels er stil van werden en de vissen boven kwamen om te zien waar dat zilveren licht vandaan kwam.

Maar op een dag zei de oude vrouw tegen het meisje:

‘Heb ik altijd goed voor je gezorgd of niet?’

Het meisje knikte en zei: ‘U zorgt heel goed voor mij.’

‘Dat dacht ik ook’, zei de oude vrouw. ‘Maar nu kan ik niet langer voor je zorgen. Mijn vakantie is om.’

Het meisje begreep er niets van en de oude vrouw vervolgde:

‘Heeft niemand je ooit verteld dat ik een heks ben? Nou, dat is zo. Ik ben een heks en wij heksen hebben één keer in de zeventig jaar zeven jaar vakantie. En omdat ik het heel druk had gehad als heks, dacht ik: ik ga die zeven jaar eens rustig in een hutje in een bos zitten en ik zal voor de verandering eens een goede daad doen. En omdat ik die goede daad wilde doen, heb ik al die zeven jaar voor je gezorgd. Maar nu ga ik terug naar mijn eigen bos en ik kan niet langer voor je zorgen. Tenslotte ben ik een heks en eigenlijk een heel boze heks en je kunt niet àlles van me verwachten.’

‘Dat is jammer’, antwoordde het meisje, ‘want al zei U nooit zoveel tegen me, ik vond U toch erg lief. Maar waar moet ik naar toe? Ik heb geen vader en moeder meer; dat weet U ook wel. Moet ik dan maar weer door het land zwerven of in een weeshuis terecht komen?’

‘Stel je niet aan, kind’, bromde de heks. ‘Je bent nu oud genoeg om voor jezelf te zorgen. En bovendien, wat heb ik daarmee te maken? Mag ik alsjeblieft weer een echte boze heks zijn?’

[pagina 9]
[p. 9]


illustratie

[pagina 10]
[p. 10]

‘Als het niet anders kan...’, zuchtte het meisje. ‘Maar mag ik nog één ding vragen?’

‘Vraag maar op’, bromde de heks.

‘Hoe kom ik aan dat zilveren haar?’ vroeg het meisje. ‘U heeft altijd gezegd dat het van echt zilver is en dat dat maar heel weinig voorkomt.’

‘Het gebeurt maar eens in de duizend jaar dat iemand haar van echt zilver heeft’, bromde de heks. ‘Waarom dat zo is, weet ik ook niet. Heksen weten niet alles! Maar één ding weet ik wel: je mag er nooit ook maar een lok van af laten knippen. Want dan krijg je gewoon haar, net als de andere mensen. Nog iets te vragen?’

‘Ik geloof het niet’, zei het meisje.

‘Dan ga ik maar’, zei de heks. ‘Het beste ermee.’ En de heks ging op een bezemsteel zitten en vloog dwars door de bomen regelrecht de lucht in. Het meisje dacht: nu, dan blijf ik hier ook niet. En zij wandelde het bos uit en liep de hele verdere dag langs de wegen van het land.

Tegen de tijd dat de avond begon te vallen, kwam het meisje aan in een mooi dorp. De huizen zagen er schoongewassen uit en de rode daken blonken in het licht van de bijna ondergaande zon. Het meisje had honger en slaap en klopte op de deur van het mooiste en grootste huis dat er in dat dorp te vinden was. De deur ging open en een dikke man vroeg haar:

‘Wat moet U hier?’

‘Ik heb honger en ik heb slaap’, zei het meisje.

‘Dan moet U maar naar de herberg gaan’, zei de dikke man. ‘Ik ben de rijkste man van het dorp en daarom ben ik ook de burgemeester van het dorp. Wat denkt U wel, dat U hier zo maar aan kunt kloppen?’

[pagina 11]
[p. 11]


illustratie

‘Het spijt me’, zei het meisje en wilde zich omdraaien om weg te gaan.

Maar de dikke man vroeg:

‘Wat heeft U voor vreemd haar? Het lijkt wel zilver.’

‘Het is ook zilver, echt zilver’, zei het meisje. ‘Het komt maar eens in de duizend jaar voor.’

‘Ho, wacht even’, riep de dikke man uit, en hij snelde naar binnen en kwam even later terug met een grote schaar.

‘Laat U mij er een stuk afknippen’, zei hij, ‘dan krijgt U net zoveel eten als U wilt, en dan krijgt U het heerlijkste bed van het hele huis. Ha, zilver, echt zilver...’, en hij kwam al met de schaar op haar af, omdat hij heel goed wist dat echt zilver veel geld waard is. Maar het meisje dacht aan wat de heks had gezegd en holde weg, zo hard ze maar kon. De dikke man liep haar nog

[pagina 12]
[p. 12]

even achterna met de schaar, maar hij was zo dik, dat hij maar gauw naar huis terugkeerde. Toen het meisje stilstond om op adem te komen, bemerkte ze dat ze voor de herberg van het dorp stond. De waard kwam juist naar buiten en vroeg:



illustratie

‘Wat moet jij hier?’

‘Ik heb honger en ik heb slaap’, zei het meisje.

‘Maar natuurlijk geen geld!’ riep de waard. ‘Dacht je dat je hier zomaar zonder geld eten en slapen kon! Wat een brutaliteit! Maar wat heb je voor vreemd haar? Het lijkt wel zilver.’

‘Het is echt zilver’, zei het meisje. ‘Het komt maar eens in de duizend jaar voor.’

‘Ho, ga nog niet weg!’ riep de waard. En hij snelde naar binnen en kwam even later terug met een grote schaar.

‘Laat mij er een stuk afknippen!’ zei hij, ‘dan krijg je het lekkerste eten en het fijnste bed van de hele herberg.’ En hij kwam al op haar af met de schaar. Maar het meisje holde weg, zo hard ze maar kon.

De zon ging eindelijk onder en daar liep het meisje nu in de nacht. Ze liep over donkere landweggetjes en struikelde over

[pagina 13]
[p. 13]

stenen, tot ze doodmoe aan de kant van de weg ging zitten en zacht begon te snikken.

‘Wie snikt daar in de nacht?’ hoorde ze een stem. Juist op dat moment kwam de maan op en ze zag een jongeman voor zich staan, die er ondanks zijn armoedige kleren precies uitzag als een prins.

‘Bent U een prins?’ vroeg het meisje.

‘Hoe raad je dat zo?’ zei de prins. ‘Want ik ben maar een doodarme zwervende prins, hoor. Ik heb niet eens geld om behoorlijke kleren te kopen. Maar waarom snik je?’



illustratie

‘Ze willen allemaal mijn haar afknippen omdat het van echt zilver

[pagina 14]
[p. 14]

is’, zei het meisje. ‘En als dat gebeurt, dan krijg ik gewoon haar, net als de andere mensen.’

‘O, ik zou het nooit laten afknippen’, zei de prins. ‘Het is veel te mooi zo. Ik heb nog nooit zulk mooi haar gezien.’

‘Maar hoe komt het dat U als prins toch zo arm bent’, vroeg het meisje.

‘Mijn vader is koning van een verschrikkelijk arm land’, zei de prins. ‘En ik heb tien broers die ook allemaal prinsen zijn en verschrikkelijk veel eten. Ik ben maar gaan zwerven, dan hoeft mijn vader tenminste geen geld voor me uit te geven.’

‘Heeft U misschien ook zo'n honger?’ vroeg het meisje.

‘Een beetje. Een beetje boel’, zei de prins, ‘maar daar ben ik aan gewend!’

‘O, wat verschrikkelijk’, zei het meisje. En plotseling pakte ze de dolk die de prins in zijn gordel had en sneed meer dan de helft van haar haren af.

‘Alstublieft. Echt zilver. Dan heeft U morgen tenminste geen honger meer’, zei ze tegen de prins en gaf hem al het afgesneden zilveren haar.

‘Wat doe je nou? Dat had je nooit mogen doen!’ riep de prins uit. ‘Maar wat is er met je haar: het is nu nòg mooier geworden!’

Want het meisje had gewone lichtblonde haren gekregen, maar met zo'n prachtige zilveren weerschijn, dat de maan aan de hemel er jaloers op werd.

En toen? Nu, het meisje en de prins trouwden natuurlijk en van het geld van de zilveren haren kochten ze een boerderijtje met kakelende kippen en knorrende varkens. En wanneer de prins naar de zilverblonde haren van zijn vrouw keek, zei hij: ‘Net zilver. Maar veel mooier!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken