Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kinderverhalen (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kinderverhalen
Afbeelding van KinderverhalenToon afbeelding van titelpagina van Kinderverhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (27.73 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Babs van Wely



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kinderverhalen

(1963)–Hans Andreus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]


illustratie

De portemonnee die dik wou zijn

Er was eens een portemonnee die toebehoorde aan een dikke meneer. Die dikke meneer was erg rijk, dus was die portemonnee óók altijd dik. Hij zat vol met geld en wanneer de dikke meneer er overdag wat geld uithaalde, werd die portemonnee 's avonds gauw weer volgestopt tot hij bol en rond stond. Dat vond die portemonnee fijn, want als portemonnee behóór je dik te zijn, zei hij altijd. Vooral wanneer je van een meneer bent, die zèlf dik is en daarbij nog rijk ook.

Maar die dikke meneer was een domme meneer, want hij gaf veel te veel geld uit. Hij at de lekkerste en duurste dingen, hij kocht de mooiste en duurste kleren en hij liet zich altijd in de prachtigste en duurste auto's rondrijden. Dat kost natuurlijk een heleboel en de dikke meneer werd zonder dat hij het merkte hoe langer hoe armer. En op een keer stopte hij de portemonnee maar half vol met geld.

‘Zeg eens even’, zei de portemonnee tegen hem, ‘ik ben nog lang

[pagina 28]
[p. 28]

niet dik genoeg, ik heb nog steeds honger, hoor. Stop maar wat meer geld in me.’

‘Dat zou ik best willen’, antwoordde de dikke meneer, ‘maar ik hèb niet meer. Ik begrijp er niets van, al mijn geld is bijna op. We zullen zuinig moeten zijn.’

‘Zuinig zijn? Niks ervan?’ zei de portemonnee. ‘Je zorgt er maar voor, dat ik dik ben. Een behoorlijke portemonnee moet dik zijn.’ ‘Het spijt me’, zei de dikke meneer, ‘maar als het zo doorgaat, dan zullen we allebei verschrikkelijk mager worden.’

En zo gebeurde het ook. De dikke meneer werd zo arm dat hij haast niets meer at en je hem eigenlijk de magere meneer zou moeten noemen. En de portemonnee werd ook hoe langer hoe magerder. Tot er zelfs op een dag helemaal niets meer in die portemonnee zat; hij was nog platter dan een dubbeltje.

‘Dat gaat zo niet langer’, zei de portemonnee tegen zichzelf. ‘Wat is dat voor een baas van mij! Ik voel er niets voor om mijn hele leven een platte portemonnee te blijven. Ik ga er vandoor!’

En hij wachtte tot zijn baas de straat opging en sprong toen pardoes uit zijn zak. De dikke meneer, nee, ik bedoel de magere meneer, merkte niets en de portemonnee liep gauw een zijstraatje in. Daar bleef hij even liggen uitrusten en op dat ogenblik kwam er juist een sinaasappelkoopman met zijn karretje voorbij.

‘Ha!’ zei de sinaasappelkoopman. ‘Daar ligt een mooie portemonnee, die kan ik best gebruiken.’

Hij raapte de portemonnee op en vervolgde:

‘Die portemonnee is nog platter dan een dubbeltje. Maar daarom niet getreurd. Vanavond, als ik een heleboel sinaasappelen heb verkocht, dan zit-ie vol met dubbeltjes en kwartjes en guldens.’

Dat is pas een goeie baas, dacht de portemonnee, die wil tenminste voor me zorgen. De sinaasappelkoopman liep verder met

[pagina 29]
[p. 29]
zijn karretje en riep:

illustratie

‘Sinaasappelen vol sap! Sinaasappelen vol sap! Wie koopt er mijn fijne sinaasappelen vol sap?!’ Maar als de vrouwen uit de buurt bij zijn karretje kwamen staan, knepen ze eens in die sinaasappelen en zeiden: ‘Dat zijn helemaal geen sinaasappelen vol sap! Dat zijn kleine lelijke uitgedroogde sinaas-
[pagina 30]
[p. 30]

appelen! Ik zou ze voor niks nog niet willen hebben!’ En ze liepen weg van het karretje en toen het tegen de avond liep had die sinaasappelkoopman maar zes sinaasappelen verkocht, waar hij twee kwartjes voor had gekregen. Van die twee kwartjes kocht hij een half brood en een ons leverworst en onze arme portemonnee was nog steeds platter dan een dubbeltje.

En de volgende morgen zei de portemonnee tegen zichzelf: ‘Nee, dat is toch ook geen baas voor mij. Van die uitgedroogde sinaasappelen zal ik geen geld in mijn buik krijgen. Ik ga d'r maar weer vandoor.’

Toen de sinaasappelkoopman met zijn karretje op straat stond, wipte de portemonnee uit zijn zak en liep gauw een zijstraatje in. Daar bleef hij even liggen uitrusten en op dat ogenblik kwamen er twee jongetjes voorbij.



illustratie

‘Hé!’ zeiden die jongetjes, ‘wat een mooie portemonnee!’ Ze raap-

[pagina 31]
[p. 31]

ten de portemonnee op en het ene jongetje zei tegen het andere: ‘Hij is nog platter dan een dubbeltje. Jij hebt zeker ook niet een paar centen om erin te stoppen, niet?’ ‘Nee’, zei het andere jongetje, ‘mijn zakgeld is allang op. Maar weet je wat, wij doen er zolang onze knikkers in.’



illustratie

En zo werd die portemonnee volgestopt met knikkers.

‘Wat heb ik nòu in mijn buik!’ zei de portemonnee tegen zichzelf. ‘Rare ronde dingen die in een fatsoenlijke portemonnee helemaal niet thuishoren!’ En toen de jongetjes gingen knikkeren en al de knikkers uit de portemonnee haalden en hij weer nog platter dan een dubbeltje was, maakte hij dat hij wegkwam.

‘Maar moet ik dan mijn hele verdere leven nog platter dan een dubbeltje zijn?’ zei de portemonnee tegen zichzelf. ‘Dat nooit!’ En boos liep hij een winkel binnen, sprong bovenop de toonbank en hapte daar al het geld op, dat de klanten van die winkel er hadden neergelegd. Hij sprong van de toonbank af, zijn buik vol

[pagina 32]
[p. 32]

dubbeltjes en kwartjes en guldens, en liep weer de straat op.



illustratie

‘Houd de dief, houd de dief!’ riepen de winkelbedienden en al de klanten en ze renden de portemonnee achterna. Een politieagent die toevallig in de buurt was, zag wat er gebeurde en pakte onmiddellijk de portemonnee beet.

‘Mee naar het bureau, jij!’ zei hij bars. De portemonnee werd door de agent opgebracht naar het bureau, de winkelbedienden en de klanten er allemaal achteraan.

‘Commissaris’, zei de politieagent toen hij op het bureau was, ‘dit is een portemonnee die geld heeft gestolen. Wat moeten we met hem doen?’

‘Wij willen ons geld terug!’ riepen de klanten van de winkel.

‘Geef jij eerst het geld terug’, zei de commissaris tegen de politieagent. En toen dat gebeurd was en de klanten en de bedienden weg waren, ging hij voort:

‘Zozo, een portemonnee die geld steelt. Dat is heel ernstig. Moeten we je in een cel stoppen?’

De portemonnee begon te huilen.

[pagina 33]
[p. 33]

‘Nee, alstublieft niet’, huilde hij. ‘Ik wist helemaal niet dat het stelen was. Ik ben er alleen aan gewend altijd dik te zijn en nu was ik mager, want ik had zelfs geen dubbeltje in mijn buik. Ik was nog platter dan een dubbeltje en toen heb ik dat geld maar opgehapt. Ik wist heus niet dat het niet mocht.’

En toen..., toen kwam die dikke meneer, ik bedoel de magere meneer die de eigenlijke baas van de portemonnee was, het politiebureau binnen.

‘Ik heb gisteren mijn portemonnee verloren’, zei hij. ‘Is die misschien gevonden? Eerlijke mensen brengen alles wat ze vinden naar het politiebureau. Dus ik dacht, ik kom maar eens kijken.’

‘Och’, zei de commissaris, ‘d'r zijn maar weinig mensen die een lege portemonnee naar het politiebureau brengen. Maar is dàt misschien Uw portemonnee? Hij heeft geld gestolen.’

‘Ja, dat is mijn portemonnee!’ riep de magere meneer uit. ‘Heb jij geld gestolen? Dat is schandelijk!’

‘Ik zal het nooit meer doen’, snikte de portemonnee. ‘Ik wist niet dat het niet mocht. Ik wou alleen net zo dik zijn als vroeger. Ik zal het nooit meer doen.’

‘Nou’, zei de commissaris, ‘als je het nooit meer zal doen, ga dan maar met je baas mee. Voor deze keer zullen we je vergeven.’ En de portemonnee ging met zijn baas mee en die baas begon hard te werken om veel geld te verdienen en zo werd de portemonnee toch weer een beetje dik van de kwartjes en guldens en rijksdaalders.

‘Maar al zou ik nog platter zijn dan een dubbeltje’, zei hij tegen zijn baas, ‘in het vervolg blijf ik altijd bij je.’

En de baas lachte en zei: ‘Nu ben je pas een aardige portemonnee.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken