Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kinderverhalen (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kinderverhalen
Afbeelding van KinderverhalenToon afbeelding van titelpagina van Kinderverhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (27.73 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Babs van Wely



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kinderverhalen

(1963)–Hans Andreus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 83]
[p. 83]


illustratie

De drie kikkertjes

Er waren eens drie kikkertjes die Kik, Dik en Spik heetten. Ze woonden in een heel klein meertje waar het erg rustig was en waar ze net zo hard konden kwaken als ze wilden. Of nee, dat is niet waar, want ze hadden één grote vijand: Otto, de ooievaar. En wanneer die dat vrolijke kwaken hoorde, dacht hij: Kom, laten we maar weer eens kijken of ik Kik, Dik of Spik te pakken kan krijgen. Het is me wel nooit gelukt, maar één keer moet het me toch lukken.’ En dan vloog hij gauw naar het meertje en verschool zich tussen het riet en stond op z'n ene poot te loeren of hij Kik, Dik of Spik te pakken kon krijgen. Die hadden hem dan allang opgemerkt en hielden op met kwaken en verborgen zich onder een waterlelieblad, net zolang tot de ooievaar het opgaf en wegvloog. Maar vervelend was het, want wat heb je nu aan een rustig meertje als je er niet met rust wordt gelaten?

‘We moeten er toch eens wat aan gaan doen’, zei Kik op een keer, toen de ooievaar weer bijna de hele dag had staan loeren.

[pagina 84]
[p. 84]

‘Goed gezegd’, zei Dik. ‘Hoe kunnen we op deze manier driestemmig oefenen? Net beginnen we met kwaken, of uit is het met kwaken.’

‘Goed gezegd’, zei Spik. ‘Net begin ik bij stem te komen, of daar heb je die vervelende Otto weer en moeten we ophouden. Zo krijg ik nooit een goede kikkerkwaakstem.’

‘Goed gezegd’, zei Kik. ‘We moeten er iets op vinden, waardoor Otto de Ooievaar voorgoed wegvliegt en nooit meer terugkomt. Wie heeft een voorstel?’

‘Hem aan het schrikken maken’, zei Dik. ‘Als hij de volgende keer weer staat te loeren, dan duiken we plotseling alle drie te voorschijn en roepen heel hard: Boe!’

‘Hihi’, giechelde Spik, ‘denk je dat hij ons voor koeien zal aanzien? Als wij “Boe” roepen, dan roept hij terug “Kiekeboe” en dan slokt hij ons allemaal op.’

‘Weet jij dan een beter plan?’ vroeg Dik een beetje boos.

‘Nee, dat niet’, zei Spik. ‘Ik kan helemaal geen plannen maken. Ik wil alleen maar een mooie kikkerkwaakstem krijgen.’

‘Aan jullie heb ik ook niets’, zei Kik. ‘Maar luister eens. Herinneren jullie je nog, dat hier verleden zomer een auto stopte, die waarschijnlijk verdwaald was? En dat er in die auto ook een paar kinderen zaten. En weet je nog waar die kinderen mee speelden?’ ‘Ik wel’, zei Dik. ‘Ik heb een reuzegoed geheugen. Die kinderen speelden met een soort kikker.’

‘Ja, maar geen echte kikker’, zei Kik. ‘Een speelgoedkikker. Hij kon wel aardig springen maar kwaken kon hij helemaal niet. Het was meer een kikker uit blik.’

‘Nu herinner ik het me ook’, zei Spik. ‘Die kinderen waren stomverbaasd toen ze ons in het echt zagen, ik bedoel, toen ze ons echte kikkers zagen.’

[pagina 85]
[p. 85]

‘Jaja’, zei Dik ongeduldig, ‘maar wat wil je nu eigenlijk, Kik?’

Maar Kik lachte geheimzinnig en zei: ‘Gaan jullie mee? We gaan een verre reis maken.’

En zo gebeurde het dat drie kikkertjes urenlang langs de wegen hupten, tot ze eindelijk in een grote stad kwamen. Daar hupten ze nog een tijdje rond, tot ze een winkel vonden die ‘Speelgoedbazar’ heette.

‘Jij kunt goed springen, Dik’, zei Kik. ‘Spring jij eens flink hoog en kijk jij eens of er speelgoedkikkers achter dat raam liggen?’

Dik sprong wel anderhalve meter de lucht in en zei toen hij weer op de grond zat:

‘Ja, ik heb ze gezien. Er stond een soort papiertje bij: ‘Japanse Speelgoedkikkers, 10 ct. per stuk.’



illustratie

[pagina 86]
[p. 86]

‘Prachtig, dan kunnen we er 25 kopen’, zei Kik.

‘Hoe kom jij aan geld?’ vroeg Dik.

‘O, gevonden. Al jaren geleden. Een springende kikker vindt altijd wat en wie wat bewaart heeft wat.’ En Kik liet een zilveren rijksdaalder zien die hij een keer had gevonden op een reisje naar het dorp dat niet zo heel ver van hun meertje aflag.

De kikkertjes gingen naar binnen en voor de man achter de toonbank van zijn verbazing was bekomen, waren ze al weer weggesprongen, met een zak vol speelgoedkikkers. De man achter de toonbank keek naar de rijksdaalder in zijn hand en zei: ‘Alsjemenou.’

Het duurde nu nog langer voor ze weer bij hun meertje terug waren, want ze moesten om beurten de zak speelgoedkikkers dragen. Maar tenslotte kwamen ze er aan - en wie stond daar in het licht van de bijna ondergaande zon? Natuurlijk. Otto de Ooievaar.

‘Dan gaan we nu meteen maar aan de slag’, zei Kik. En de drie kikkertjes slopen achter de ooievaar en riepen plotseling heel hard: ‘Pak ons dan! Als je kan!’



illustratie

De ooievaar draaide zich om en zei: ‘Zo, dachten jullie dat ik je

[pagina 87]
[p. 87]

op het land ook niet te pakken kon krijgen?’ En hij rende op zijn lange stelten de kikkertjes achterna, langs de oevers van het meertje.



illustratie

Maar toen gebeurde er iets waarvan Otto helemaal niets begreep. Van alle kanten sprongen er kikkertjes op hem af en om hem heen. Hij wist niet waar hij happen moest met zijn lange snavel en tenslotte slokte hij vier kikkertjes tegelijk naar binnen. Maar o! wat waren dat voor kikkertjes? Wat waren ze hard en wat

[pagina 88]
[p. 88]

deden ze hem pijn in zijn keel en zijn hals en wat lagen ze hem zwaar op zijn maag! Het leken wel kikkers van blik! Maar kikkers zijn toch niet van blik. Otto's ooievaarskop duizelde er van.

‘Wil je nog een paar lekkere kikkertjes?’, kwaakten Kik en Dik en Spik. En opnieuw vlogen de speelgoedkikkertjes hem om de kop.

‘Tovenarij!’ riep Otto de Ooievaar en hij fladderde met zijn vleugels en schoot toen recht de lucht in.

‘Die komt nooit meer terug’, zei Kik. En dat was ook zo. Kik en Dik en Spik konden nu rustig oefenen met hun driestemmig kwaken en Spik kreeg de mooiste kikkerkwaakstem die je je maar denken kunt voor een kikker. Vooral in de héél hoge noten.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken