Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kinderverhalen (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kinderverhalen
Afbeelding van KinderverhalenToon afbeelding van titelpagina van Kinderverhalen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (27.73 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Babs van Wely



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kinderverhalen

(1963)–Hans Andreus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]


illustratie

De leeuw die koning van de zee wou zijn

Er was eens een leeuw die nog nooit de zee had gezien. Hij had zelfs nog nooit van de zee gehoord. Hij wist helemaal niet dat de zee bestond.

Maar op een dag kwam die leeuw een meeuw tegen, die verschrikkelijk verdwaald was omdat hij in een storm terecht was gekomen die wel drie dagen en nachten had geduurd. De meeuw streek neer in de woestijn en zuchtte:

‘Hè, wat ben ik moe! Pff, wat is het hier warm! Bah, ik wou dat ik maar weer bij de grote mooie koele zee was.’

‘Grr... Brrr... Grrrr’, klonk er een gebrul achter de meeuw en een leeuw kwam uit een heel mager bosje te voorschijn.

[pagina 162]
[p. 162]

‘Wat een rare vogel ben jij’, zei de leeuw. ‘En wat is dat, de grote mooie zee?’

‘Je kunt wel een beetje beleefder tegen me zijn?’, zei de meeuw.

De leeuw begon zo hard te brullen dat er dichte wolken zand omhoog vlogen.

‘Weet je wel wie ik ben?’ brulde hij. ‘Ik ben de koning van de woestijn!’

‘Zo’, zei de meeuw. ‘En de woestijn is zeker dat beetje zand hier?’ ‘Beetje zand!’ riep de leeuw uit. ‘Dit is een machtige woestijn met machtig veel zand en daar ben ik de machtige koning van!’

‘Geef mij dan de zee maar’, zei de meeuw.

‘Zee, zee, altijd maar zee’, gromde de leeuw. ‘Wat is dat toch, die zee?’

‘Eerst zeggen: alsjeblieft, meneer de meeuw’, zei de meeuw.

‘Nooit!’ brulde de koning van de woestijn en hij hapte woedend naar de zeevogel. Maar deze was al een beetje uitgerust, vloog snel op en bleef boven de leeuw zweven.

‘Dan ga ik maar’, zei de meeuw.

‘Nee, niet doen!’ riep de koning van de woestijn. ‘Zeg eerst wat de zee is. Ik ben zo'n nieuwsgierige leeuw dat ik anders twee weken lang niet meer slapen kan. Alsjeblieft. Alsjeblieft, lieve meneer de meeuw.’

De vogel streek opnieuw neer en zei:

‘Zo mag ik het horen. Nu, de zee is allemaal water. Honderdduizend keer meer water dan hier zand is - en met wel miljoenen vissen en andere zeedieren erin.’

‘O’, zei de leeuw verbaasd. ‘En leeuwen? Zijn daar ook leeuwen?’ ‘Ja, zeeleeuwen’, zei de leeuw. ‘Maar als je 't mij vraagt, is dat helemaal geen familie van je. Ze lijken tenminste net zoveel op jou als ik op een doperwt.’

[pagina 163]
[p. 163]

‘Een doperwt?’ vroeg de nieuwsgierige leeuw. ‘Wat is dat nu weer?’

‘Help!’ riep de meeuw. ‘Denk je dat ik alles kan uitleggen?’

‘Goed’, zei de leeuw, ‘dat is misschien ook niet zo belangrijk. Maar wat wèl belangrijk is: vertel jij mij nu hoe ik bij die zee kom. Want als die zee zoveel groter en machtiger is dan de woestijn hier, dan wil ik koning van de zee worden.’

‘Zou ik je afraden’, zei de meeuw. ‘Daar moet je heel goed onderwater voor kunnen zwemmen. Trouwens: al die vissen en andere zeedieren zouden zich toch niks van je aantrekken.’

‘Dat zullen we dan eens zien!’ brulde de leeuw.

‘Net zo je wilt’, zei de meeuw. ‘Maar als je zo graag naar de zee wilt, moet je nu wel meegaan. Want ik voel me al behoorlijk uitgerust en hier in die woestijn wil ik geen minuut langer blijven. Ik vlieg en jij volgt me op de grond. Kom maar mee. Ik denk dat ik nu de zee wel kan terugvinden.’



illustratie

De meeuw vloog op en begon te vliegen. De leeuw begon te rennen, achter de meeuw aan - of liever achter en onder de

[pagina 164]
[p. 164]

meeuw. Tegen de avond kwamen ze bij een prachtig blauwe zee.



illustratie

‘Is dat nu de zee?’ hijgde de leeuw. ‘Dat moet wel want het is allemaal water. Een mooi gezicht, hoor.’

‘Dat kan wel’, zei de meeuw, ‘maar het is niet de zee die ik bedoel. Dit is maar een kleine zee, een zeetje, een binnenzee, een grote vijver zogezegd. De echte zee ligt nog veel meer naar het noorden. Je zult over dit stukje water heen moeten zwemmen.’

En de meeuw vloog verder en de leeuw zwom wat hij zwemmen kon. Tegen de morgen waren ze op de andere oever - gelukkig had de maan geschenen zodat de leeuw de meeuw niet uit het oog had verloren - en voort ging het weer, over land. Tot ze eindelijk, na twee dagen en twee nachten, bij de echte grote zee aankwamen, die grijsgroen was en met witschuimende golven op het strand beukte.

‘Die zee brult nog harder dan ik’, zei de leeuw. ‘Ja, dat moet wel de echte machtige zee zijn.’

‘Nu ga ik maar eens naar bed’, zei de meeuw. ‘Het beste dan maar.’

De meeuw vloog weg en de leeuw ging op het strand liggen slapen. De volgende dag werd hij verkleumd van de kou wakker. Maar hij schudde zijn manen, dook de branding in en zwom ver-

[pagina 165]
[p. 165]

volgens zó ver tot er helemaal geen land meer te zien was. En toen riep hij:



illustratie

‘Ik roep mijzelf uit tot koning over de zee! Vissen en andere zeedieren, komt Uw koning eer bewijzen!’

Maar hij hoorde of zag niets en niemand.

‘Ik zal onderwater moeten zwemmen’, zei de leeuw tegen zichzelf. En hij dook naar de diepte en zwom daar temidden van de vissen die hem even verbluft aanstaarden en toen rustig verder zwommen. De leeuw kwam halfgestikt boven, haalde een paar keer diep adem en riep:



illustratie

‘Vissen en andere zeedieren, nu heeft U Uw koning gezien. Komt

[pagina 166]
[p. 166]

Uw koning eer bewijzen!’

En plotseling zag hij drie grote gladde dieren met spitse snuiten en omlaaghangende snorren op hem afkomen. Ze gleden en duikelden en spartelden vol plezier door het water en toen ze vlakbij de leeuw waren, vroegen ze:

‘Zeg, wat ben jij voor een raar beest.’

‘Ik’, zei de leeuw trots, ‘ben een leeuw. Eerst was ik de koning van de woestijn, maar nu ben ik de koning van de zee. Buig voor mij, onderdanen!’

‘Bent U een leeuw? O, dat is leuk. Wij zijn zeeleeuwen’, riepen de grote gladde dieren. ‘Maar koningen, daar doen we hier niet aan, hoor. Dan kunt U beter terug naar de woestijn gaan.’

De leeuw begon woedend te brullen, maar op dat moment kwam er een hoge golf die helemaal over hem heen spoelde. De leeuw was nog moe van het vele hollen en zwemmen en hij slikte water en nog eens water en plotseling zakte hij zomaar naar de diepte.

‘'t Arme beest verdrinkt. Laten we hem redden’, zei één van de zeeleeuwen. ‘'t Is tenslotte óók een leeuw, al is 't een vreemd soort dat niet eens goed zwemmen kan.’

En ze doken en pakten de leeuw in zijn manen en zwommen pijlsnel met hem naar het strand. Daar lag de koning van de woestijn een tijdje voor dood tussen het wrakhout, maar eindelijk kwam hij bij en zei hijgend en proestend:

‘Jullie hebben me 't leven gered. Jullie zijn moedige leeuwen, al ben je ook een beetje raar soort. En ik geloof toch dat ik maar terug naar de woestijn ga. 't Is me hier eigenlijk te koud, zie je. Slecht voor mijn gezondheid.’

De zeeleeuwen klopten de leeuw met hun korte zwempoten op de schouder, doken weer de zee in en waren na korte tijd uit het gezicht verdwenen. En een week later was de leeuw weer terug

[pagina 167]
[p. 167]

in zijn woestijn.



illustratie

‘Waar bent U geweest, o Koning?’ vroeg een kleine grauwe woestijnrat.

‘Och’, zei de leeuw. ‘Even op familiebezoek. Bij de zeeleeuwen, een soort leeuwen dat in de zee woont. Geen echte familie, hoor, maar bijna net zo moedig als onze familie is.’

En hij brulde zodat de wolken zand tot hoog in de lucht vlogen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken