Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Meester Pompelmoes en de mompelpoes (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Meester Pompelmoes en de mompelpoes
Afbeelding van Meester Pompelmoes en de mompelpoesToon afbeelding van titelpagina van Meester Pompelmoes en de mompelpoes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.69 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Babs van Wely



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Meester Pompelmoes en de mompelpoes

(1968)–Hans Andreus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]


illustratie

Meester Pompelmoes en zijn verwaarloosde auto

Jullie herinnert je misschien nog wel de Doremi, die muzikale auto van Meester Pompelmoes die alleen maar wou rijden als je een liedje voor hem zong? Nu, die auto was de laatste tijd weer bar ontevreden. Want niemand zong ooit meer een liedje voor hem en niemand ging ooit meer eens een ritje met hem maken. Ja, Gerrit de Tuinkraai kraste buiten in de tuin de hele dag dóór zijn liedjes - de Doremi stond in een oud schuurtje dat als garage diende en móest 't wel horen - maar de auto hield niet zo erg van het gezang van Gerrit. En bovendien: hij wou uit rijden! Maar Meester Pompelmoes zag hij nooit meer: Meester vond het te druk op de wegen om er met een auto op uit te gaan, vooral op zaterdag en zondag als hij vrij was. En Joachim de Geleerde Kater en De Fleurige Hond hadden de laatste tijd weer zoveel avonturen beleefd

[pagina 17]
[p. 17]

dat ze bijna waren vergeten dat die auto er nog was. De Doremi voelde zich verschrikkelijk verwaarloosd en op een dag had hij er schoon genoeg van.

‘Als niemand meer met me wil rijden’, mopperde hij, ‘dan ga ik wel alléén. Dan zing ik wel liedjes voor mezèlf!’

En hij begon ‘In 't groene dal, in 't stille dal’ te neuriën, bromde ondertussen tegen het contactsleuteltje: ‘Draai je om!’ zodat er contact werd gemaakt; hij liet het gaspedaal naar omlaag komen en de ‘pook’ van de versnelling de eerste stand aannemen - en daar begon de Doremi langzaam te rijden. De deur van het schuurtje stond halfopen, dus die werd gemakkelijk opzij geduwd, en een paar minuten later kon je de Doremi op de weg zien die buiten de stad leidde. Het was een mooie dag en de auto zei tegen zichzelf:

‘Zo hoort het. Een auto als ik behoort op de weg te zijn en niet in een bedompt schuurtje te staan, zeker niet met dít weer! Ha, heerlijk, er weer eens op uit te trekken!’

Waarna hij luidkeels: ‘Ziet hoe 't stralende zonnelicht’ begon te zingen.

De automobilisten langs de weg voelden zich echter helemaal niet zo vrolijk toen ze de Doremi hadden gezien. Integendeel: ze kregen de schrik van hun leven.

‘Zag je dat?’ riep een meneer tegen zijn vrouw. ‘Die auto die ons daarnet inhaalde? Er zat niemand achter het stuur!’

Met trillende handen reed zo'n meneer dan naar de kant van de weg om te stoppen, omdat hij zich niet in staat voelde verder te rijden, en om ruzie te maken met zijn vrouw die natuurlijk weer niks had gezien.

En een vrachtwagenchauffeur die helemaal uit Italië was gekomen, wreef zich in de ogen nadat de Doremi voorbij was gereden, porde zijn slapende maat wakker en riep:

‘Neem jij 't over, Jan. 't Was geloof ik toch een beetje te zwaar

[pagina 18]
[p. 18]

voor me, deze reis! Ik begin spoken te zien! Een auto zonder een vent d'r in!’

En de Doremi reed vrolijk verder, allemaal stoppende auto's achterlatend en het was nog een wonder dat er geen ongeluk gebeurde.

‘Toch eens kijken of ik nog wel zo hard kan als vroeger’, zei de Doremi tegen zichzelf. ‘Ik heb daar zó lang in dat schuurtje gestaan!’

De auto schoot vooruit en de wijzer van de kilometerteller trilde hoe langer hoe meer naar rechts.

‘Jahoor, ik ben nog goed in vorm’, zei de Doremi.

Maar toen kwam er van de andere kant een politieauto aanrijden.

‘Kijk die wagen daar 's!’ zei de ene agent tegen de andere. ‘Die gaat veel te hard!’

‘'t Lijkt ook wel of d'r niemand inzit’, zei de andere agent.

Maar de Doremi was zo snel voorbij gesuisd, dat de agenten nauwelijks tijd hadden gehad om goed te kijken.

‘Onzin’, zei dan ook de eerste agent, ‘de bestuurder zal wat hebben laten vallen en was net bezig om 't op te rapen!’

‘Da's dan dubbel gevaarlijk’, zei de tweede agent. ‘Keren maar! We gaan 'm achterna!’

De politieauto keerde en met loeiende sirene suisde hij nu achter de Doremi aan. De Doremi merkte dat op een gegeven moment natuurlijk en hij mompelde:

‘Huh, dachten ze misschien dat ik ze niet kon kwijtraken?’

En hij vloog een landweggetje in en dwars door een weiland heen en langs een paar andere landweggetjes en ook door een paar bosjes kreupelhout - en toen reed hij op een verlaten bosweg, waar niemand, zo dacht hij, hem zou kunnen vinden. Hij reed nu ook wat langzamer en hij zong met zachte stem: ‘Waar in 't bronsgroen eikehout, 't nachtegaaltje zingt’.

[pagina 19]
[p. 19]

Maar aan die bosweg kwam een einde en toen reed de Doremi weer op een echte verkeersweg. Daarop had hij nog geen drie kilometer gereden, toen er plotseling van alle kanten politieauto's en agenten op motoren op hem af kwamen rijden en hem dwongen om te stoppen. Oja, en twee Wegenwachten waren er ook nog bij.

De agenten sprongen uit hun auto's en van hun motoren en één van hen, een hogere, een Inspecteur van de Verkeerspolitie, riep:



illustratie

[pagina 20]
[p. 20]

‘Waar is die dolleman van een bestuurder! De hele streek is gealarmeerd! Wie heeft hem zien vluchten?’

De Doremi zei:

‘Bestuurder? Bestuurder? Kan ik mezelf soms niet besturen?’

‘Een sprekende auto?’ zei de inspecteur. ‘Dat is het nieuwste. Die autofabrieken vinden steeds weer de nieuwste dingen uit om klanten aan te trekken. Dus jij wou beweren, dat jij hier in je eentje en zonder bestuurder reed?’

‘Dat moet wel, inspecteur’, zei één van de agenten. ‘Het is haast niet te geloven, maar we hebben allemaal meldingen gekregen van een vierwielig motorvoertuig dat gezien werd zonder duidelijke aanwezigheid van een bestuurder achter het stuur.’

De Doremi werd nu toch wel een beetje bang van die hele politiemacht om hem heen.

‘Ik kan het ook niet helpen’, zei hij met een huilerig stemmetje. ‘M'n baas neemt me nooit meer mee uit rijden. Nou, wat moet je dan? Dan ga je alléén rijden.’

‘En wie is je baas dan wel?’ vroeg de inspecteur.

‘Meester Pompelmoes’, antwoordde de Doremi.

‘Aaaaaah’, zei de inspecteur, alsof hij zeggen wou: Die Pompelmoes, daar heb ik van gehoord en van hem kun je zoiets verwachten.

‘Goed’, zei hij vervolgens. ‘Agenten, ik zal zelf deze wagen terugrijden naar zijn eigenaar. Jullie hebben snel en voortreffelijk je plicht gedaan. Bedankt.’

Een uur later stond de inspecteur tegenover Meester Pompelmoes die juist van school thuis was gekomen. De inspecteur vertelde wat er gebeurd was en voegde er aan toe:

‘Dat zullen dan op zijn minst vier bekeuringen worden. Overschrijding van de maximum snelheid, rijden zonder rijbewijs, rijden zonder geldige papieren, en het verkeer nodeloos in

[pagina 21]
[p. 21]

gevaar brengen. En dan mag U nog blij zijn dat U er zo af komt. En in het vervolg: lèt U een beetje op die auto van U. Want U bent verantwoordelijk voor hem!’

Meester Pompelmoes was heel erg boos op de Doremi. Maar toen de inspecteur was vertrokken, zei Joachim de Geleerde Kater:

‘Wat wilt U, Meester Pompelmoes? Die auto van ons is een bijzondere auto, maar dan moet je 'm ook bijzonder goed behandelen en hem niet verwaarlozen.’

Waarop Meester, Joachim en De Fleurige Hond naar de Doremi toegingen - - en de Doremi beloofde dat hij nóóit meer zoiets zou uithalen en Meester beloofde dat ze nu iedere week tenminste één fijn ritje met hem zouden maken. En De Fleurige Hond begon de Doremi meteen maar te wassen, want hij zat ònder het stof en zag er uit als een landloper van een auto.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken