Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Gedichten. Deel 2
Toon afbeeldingen van Gedichten. Deel 2zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,71 MB)

Scans (120,00 MB)

ebook (3,58 MB)

XML (0,77 MB)

tekstbestand






Editeur

Anthony Jansen


Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 2

(1685)–Joannis Antonides van der Goes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Ter bruilofte Van den Heere Nikolaes Bevelot, En Mejoffer Josina Holwerven. Lux aurea venit.

 
DE krijgmuzijk der velttrompet,
 
Noch donderende zeekortouwen,
[pagina 73]
[p. 73]
 
Op 's vyands heirspits aengezet,
 
Daer duizent vloten Thetys bouwen
 
In eenen Oceaen van gloet,
 
Zou nu mijn Bruiloftzang verdoven,
 
Die klonk met grooter luister boven,
 
Nu Bevelot zijn leet verzoet,
 
En zijn Jozina met verlangen,
 
Ziet schaemroot van zijn lippen hangen.
 
 
 
Natuur, bezorgt voor Amsterdam,
 
Dat hare welvaert vest door telen,
 
En maegschappy van stam aen stam;
 
En lokt, om rijker winst te deelen,
 
De kooplie, als een biezwarm, aen
 
Uit alle land- en zeegewesten,
 
Tot vulling van haer ruime vesten,
 
Zach Holwerf vast de min versmaên,
 
En, niet meer denkende aen het trouwen,
 
D'eenzame weduwkamer houwen.
 
 
 
Hoe, sprakze, zal zoo schoon een bloem,
 
Wel waerdig van een God te plukken,
 
Verslensen zonder naem en roem?
 
Zal zy des minnaers ziel verrukken,
 
En zelve, doof voor Venus wet,
 
Na minneklacht noch zuchten horen?
 
En zal haer niemant weer bekoren
 
Om op het riekent Bruiloftbed,
 
In haere blanke en poezele armen
 
Een lieven Bruigom te verwarmen?
 
 
 
Mits sloeg zy 't oog na d'Amstelgront,
 
Daer Bevelot, om hoog getogen,
 
Uit Reinst, dien grooten Katoos mond
 
Vast dronk met onverzade tóógen
[pagina 74]
[p. 74]
 
De weereltwijsheit, en een schat
 
Van staetoraklen, goude spreuken,
 
Door dolle haet noch tijt te kreuken,
 
Ten steun van Gijsbrechts waeterstat,
 
En stort hem, eer hy 't kan geloven,
 
Een kuische minzucht in van boven.
 
 
 
Hoe dikmael zach hem toen een stoet
 
Van blanke zuiderzeemeerminnen,
 
Staroogen in ontvonkten moet,
 
Van verre na zijn Heroos tinnen,
 
En 't Harderwijksche Sestos toe.
 
Gelijk Leander door de baeren
 
Quam op zijn armen aengevaeren,
 
In liefdeplichten nimmer moe,
 
En volgde, in al zijn leet en pogen,
 
De Noortstar van twee blinkende oogen.
 
 
 
Hoe dikmaels wiert zijn min beloert
 
Van Veluwnimfen en Najaden,
 
Als hy, door yver aengevoert,
 
Zich op een velttapijt van blaeden
 
Neerstrekte in 't lommerrijke wout,
 
En wekte, op alle vlakte en daelen,
 
Den wedergalm der nachtegaelen,
 
Die zijn gedachten onderhout,
 
En Tereus, noch gewoon t'ontvluchten,
 
Medoogende antwoort op zijn zuchten.
 
 
 
Maer nu is hy zijn zorgen quijt.
 
Geen stroomgod zal hem meer, verbolgen
 
Uit vruchtelooze minnenijt,
 
Van 't Amstellansche Abydos volgen.
 
Tree toe dan Bruigom, kus dien mont,
 
En kus die malsche rozelippen,
[pagina 75]
[p. 75]
 
Die eindlik 't jawoort lieten slippen,
 
En maekten uwe ziel gezont.
 
Jupijn heeft zelfs noit meer verkregen,
 
Schoon hy in gout quam neêrgezegen.
 
 
 
't Gaet wel: 't gestarnt valt steiler neêr
 
De midnacht ronkt op stille naeven,
 
En stort op 't aspunt van den Beer:
 
Die wenst vergeefsch zijn dorst te laeven,
 
Eer Febus rijst met gout gehult.
 
Ga voort. men opent d'echtgordijnen,
 
De haeven van uw minnepijnen.
 
Zoo zie ik haest mijn wensch vervult,
 
En u een jonge zoon gewonnen,
 
Voor 't rollen van driehondert zonnen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken