Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
DBNL - Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw

meer over deze tekst

Informatie terzijde

Gedichten. Deel 2
Toon afbeeldingen van Gedichten. Deel 2zoom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,71 MB)

Scans (120,00 MB)

ebook (3,58 MB)

XML (0,77 MB)

tekstbestand






Editeur

Anthony Jansen


Genre

poëzie

Subgenre

verzameld werk
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gedichten. Deel 2

(1685)–Joannis Antonides van der Goes–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

Ter bruilofte van Denys van der Schuuren, en Marie Noppen.

 
IK zing de Liefde, die de kroon der deugden spant,
 
En hechter als een knoop van blinkend diamant,
 
De zielen houd verknocht in vaste maetschappye,
 
Te scheuren door gewelt noch oorlogsrazernye.
 
Gewaerdig u het oor te leenen aen mijn dicht,
 
O Bruidegom, schoon gy door hooger geest verlicht,
 
En lange ervarentheit van tienmael zeven jaeren
 
En een, en 't deftig hooft besneeut met zilvre haeren,
 
De Liefde nader peilde, en doorzagt in den gront.
 
Wy teiknen u alleen den lof van 't Echtverbont
 
In blinde schaduwe; om die levende af te maelen,
 
Behoefde ik hemelvier, en 't gout der zonnestraelen.
 
Het menschdom lag noch diep begraeven in zijn nacht,
 
En lang was 't aertrijk tot zijn baiert weer gebragt,
 
En ruwe mengeling van stoffe en elementen,
 
Bleef God niet elk een merk van minne in 't herte prenten;
 
Gelijk in Edens Hof de grootste Hovenier
 
Den mensch bootzeerde, en blaekte in heilig minnevier.
 
Die zucht verspreide voort in alle kunne en staeten.
 
Men zag den doffer, op den hoogen Olm verlaeten,
 
De wieken klappen, en met opgeheven kuif
 
Toejuichen in 't gemoet zijn blanke ringelduif.
 
Al 't wout kreeg leven, en de torts der minnetochten
 
Versmolt de wreetheit van verslindende gedrochten.
[pagina 104]
[p. 104]
 
Maer onder al wat woelt beneen den kring der Maen,
 
Is niets de minnestaf en scepter onderdaen,
 
Of z' is verzelschapt van de Teelzucht, en 't Genieten.
 
De mensch kan zonder die alleen het wit beschieten
 
Der Liefde, en onbesnoeit, wanneer zijn keure op deugt
 
En 't rijk gemoet gegront, de tochten van de jeugt
 
Met d'oogbekoorlijkheit, door eedler lust ontwassen,
 
Twee zuivre zielen mengt die op elkandren passen,
 
In hun bespiegeling verheven boven d'aerd,
 
Door woeker noch een zucht tot vuig gewin ontaert;
 
Een smet, die d'ouderdom het naest pleeg aen te kleven,
 
Als 't meest bezorgt, wanneer zy 't minste heeft te leven.
 
't Is waer de huwlijksmin, die noit een naezaet wacht,
 
Schijnt veelen doot, en wordt te reukeloos veracht.
 
Want schoon wy leven in het zaet van onze stammen,
 
Gelijk een Fenix 't hooft verheft uit 's vaders vlammen
 
Op 't hoog kanneelaltaer; noch heeft die reine min
 
Een onberispelijke, en ware zoetheit in.
 
Men vraeg 't den Bruidegom, die rijp in beide ervaeren,
 
Nu weder, aen den boord van 't ketenbrijzlend Sparen,
 
Het trouverbont voltrekt: de vriendelijke Bruid
 
Ziet haer bestemming mee ten zedige oogen uit.
 
Ja 't schijnt de Hemel zelf die tijt heeft uit gekooren
 
Tot uwe Trou, waerin gy beide wiert gebooren,
 
Gaet nu, vernoegde twee, en viert gerust en bly,
 
Op uwe Feest, den dagh van beider jaergety.
 
En ziet gy eens te rug nae 't lang verloop der daegen,
 
Die zijn u heimelijk als in een droom ontdraegen,
 
En 't geen u overschiet, in dees gerusten stant,
 
Schijnt een nieu leven, en gewoekert uit den brant.
 
En gy vrou Bruid, die met een opgeheldert wezen,
 
Uw's Bruigoms handel, noit als van de haet misprezen,
 
Die zelf haer eigen borst en boezem knaegt en rijt,
 
En 's mans opreghtigheit, gekreukt om gunst noch nijt.
[pagina 105]
[p. 105]
 
Erinnert, maekt u zelf nu een beschermer eigen,
 
Die zoo veel menschen door zijn boetbazuin kon neigen,
 
En stieren, eene reex van vijfmael negen jaer,
 
Het weerloos Kristendom verstrekken een pilaer,
 
Een kruisverdaediger, getrouwe harten kneden
 
En buigen als het wasch, met kerne en kracht van reden.
 
Vergeeft het my, verg ik te veel aen uw gedult
 
O Van der Schuure! ik was van uwen lof vervult.
 
Maer uwe zedigheit toont daer de grootste krachten,
 
Dat zy verdienden roem grootmoedig kan verachten.
 
Des Hemels zegen blijv' voortaen uw Huwlijk by.
 
Hy kroone uw jaeren noch met een gewenschte ry:
 
Tot dat gy moe geleeft, ziet uwen disch omringen
 
Met een Godvruchte kroon van erfnakomelingen,
 
En Neven uit uw Stam, en 't eeuwig Vaderlant
 
Uit 's werelts ballingschap u heffe in beter stant.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Algemene gebruikersvoorwaarden
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken