Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ik had een strohoed en een wandelstok (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ik had een strohoed en een wandelstok
Afbeelding van Ik had een strohoed en een wandelstokToon afbeelding van titelpagina van Ik had een strohoed en een wandelstok

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.38 MB)

XML (0.09 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ik had een strohoed en een wandelstok

(1974)–Jan Arends–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

[‘Jan en ik gaan trouwen’]

‘jan en ik gaan trouwen,’ zei mevrouw van Vuurendam tegen de groentevrouw.

Ze was binnengekomen voor een bosje prei, wat bleekselderij en een pond spliterwten. Want ze wilde erwtensoep koken. Ze zag er minder moe en verkommerd uit dan de laatste jaren het geval was. Ze had wat rood op haar lippen gedaan en dat gaf haar gezicht zelfs iets stouts.

‘Trouwen?’ zei de groentevrouw, een beetje wantrouwig. ‘Nou weer trouwen!’

‘Ja,’ zei mevrouw van Vuurendam. ‘We hebben er heel ernstig over gepraat. En we weten allebei dat dat het beste is.’

De groentevrouw zuchtte. Ze was erg op mevrouw van Vuurendam gesteld. Maar daarom maakte zij zich juist zorgen. Mevrouw van Vuurendam was een lief mens. Maar ze had vaker domme dingen gedaan.

De groentevrouw pakte een mooie bos prei en legde hem op de weegschaal. Maar ze keek niet eens naar het gewicht terwijl ze daar anders zo fel op was.

Ze zei bezorgd:

‘En je eigen man dan?’

Mevrouw van Vuurendam lachte vrolijk.

Zo was ze werkelijk in jaren niet geweest.

‘Ja dat moet ook geregeld worden. Dat begrijp je.’

Ze maakte haar tas open om haar portemonnaie te zoe-

[pagina 48]
[p. 48]

ken. Ze stond altijd klaar om te betalen. Nog voor de boel was ingepakt. Dat was een van haar goede karaktereigenschappen.

‘Gaan jullie dan scheiden?’

De groentevrouw vroeg het met een zuur mondje.

Ze hield niet van echtscheidingen in haar wijk. Ze hield helemaal niet van veranderingen. Dat komt een zaak nooit ten goede. Dan heb je kans dat er een huis leeg komt. En nieuwe klanten moet je eerst weer leren kennen.

Daarom zei ze: ‘Je kunt beter niet gaan scheiden. Dat geeft alleen maar narigheid. En wil je man wel scheiden? Want die moet ook willen. Anders kan het niet.’

‘Nee,’ zei mevrouw van Vuurendam.

Ze had opeens iets stiekums gekregen. Een beetje griezelig.

‘Nee we gaan niet scheiden. Dat wil Jan ook niet hebben.’

‘Maar mens, als je niet wil scheiden dan kan je niet trouwen. Je hebt je hoofd op hol laten brengen.’

De groentevrouw zei het triomfantelijk. Ze was opgelucht nu ze wist dat er geen echtscheiding van komen zou.

Maar mevrouw van Vuurendam keek ernstig. Koppig ernstig, zoals een jong meisje dat over haar eerste liefde praat.

[pagina 49]
[p. 49]

Ze had een naïef stemmetje.

‘We gaan echt trouwen hoor.’

En het scheelde niet veel of ze was gaan stampvoeten. ‘Jan en ik gaan trouwen. Daar is niets meer aan te doen. En het moet vlug gebeuren anders zijn wij er te oud voor.’

De groentevrouw voelde zich onbehaaglijk. Net of ze een natte broek had. Dat was altijd zo als zij zich schaamde. En zij schaamde zich, al wist ze zelf niet waarom.

Om er iets aan te doen ging ze naar de bak met de spliterwten. Ze moest dat gevoel van zich afzetten. Maar ze had niet eens een zakje meegenomen om daar de erwten in te scheppen. Ze keerde dus weer naar de toonbank terug.

‘Maar dat is toch te gek. Te gek om los te lopen. Je wilt trouwen. En je wilt niet scheiden. Dat kan niet!’

Punt uit!

De groentevrouw raakte weer wat terug in eigen doen. ‘We gaan wel trouwen,’ zei mevrouw van Vuurendam. Nog steeds even koppig.

‘Luister.’

En ze begon langdurig te fluisteren met haar gezicht vlak onder het hoofd van de groentevrouw.

‘Vergif!’

De vrouw van de groenteboer deed van ellende twee stappen achteruit en ze keek bang om zich heen of nie-

[pagina 50]
[p. 50]

mand gehoord had dat zij zo hardop vergif gezegd had. En nu zei ze, weer fluisterend maar ook vol vriendelijke vertrouwelijkheid:

‘Vergif. Daar moet je nooit aan beginnen. Mens luister nou. Die vent heeft je kop op hol gebracht.’

Nu het hoge woord eruit was praatte mevrouw van Vuurendam weer met dezelfde zorgeloze jolijtstem als toen ze de winkel binnenkwam.

‘Welnee. Er kraait geen haan naar. Ik moet van hem af. Die vent die klit maar aan mij. Dat is geen leven.’

‘En toch is het een beste man,’ zei de groentevrouw. Ze was kwaad geworden en had een rood hoofd gekregen. ‘Maar jij bent niet met hem getrouwd. Weet je wat het is?’ Mevrouw van Vuurendam was een heel beschaafde vrouw die nooit onheuse taal in de mond nam. Nu zei ze: ‘Het is een zijkerd.’

En de groentevrouw kreeg een steeds roder hoofd. En weer had zij het gevoel nat te zijn. Ze was maar een simpele, goedhartige vrouw en de praatjes van mevrouw van Vuurendam brachten haar helemaal van haar stuk. Ze had zelfs tranen in haar ogen die zij met haar schort wegveegde.

‘Maar je meent het toch niet echt?’

Het gezicht van mevrouw van Vuurendam was nog nooit zo vol en gezond geweest. En de groentevrouw zag dat zij hel blond haar had. Dat was haar nooit eerder opge-

[pagina 51]
[p. 51]

vallen. Een wreed gezicht met een onderlip die dik naar voren stak van pure onverzettelijkheid.

‘Vergif,’ zei ze. ‘Heus waar. Vergif. Als je het goed doet kan het geen kwaad. Jan en ik hebben alles besproken. Het is zo met hem gebeurd. Het is echt het beste.’

De winkeldeur ging open en er kwam een klein meisje binnen. Ze had een rood vlechtje in het haar. En van die sproeten die zo'n meisje zo ontroerend maken. Ze wachtte even beleefd haar beurt af, maar toen de twee vrouwen, die verlegen waren met haar komst, bleven zwijgen, begreep ze dat mevrouw van Vuurendam in de winkel was om te praten en dat ze anders nooit aan de beurt zou komen. Dus zei ze met een lief stemmetje: ‘Een klein blik sperziebonen.’

Zulke meisjes weten wanneer de gesprekken van grote mensen niet voor kleine potjes bestemd zijn. Ze was vlug met haar blikje de deur uit.

‘En wat wil je dan met de kinderen,’ vroeg de groentevrouw.

‘Die gaan naar het gesticht.’

Er was iets teders gekomen in de ogen van mevrouw van Vuurendam.

‘Jan en ik hebben het er lang en breed over gehad. Wij vinden dat het zo voor iedereen het beste is. En wat krijg je als je scheiden gaat. Stel dat het lukt? Dat wordt immers niks. Ik houd niet van mensen over de vloer. Ik

[pagina 52]
[p. 52]

krijg de kinderen toegewezen en dan heb je om de haverklap de voogdijraad over de vloer. Jan zegt, “dat is geen leven.” Tenslotte zijn het zijn kinderen niet. Hij houdt wel van kinderen, maar hij wil liever opnieuw beginnen. En in het gesticht hebben ze het goed. Zo modern. Beter kunnen ze het nergens hebben. Ze worden helemaal wetenschappelijk opgevoed.’

Ze keek nu weer heel vastbesloten.

‘En je weet hoe Theo is. Die kan zich nooit bij het onvermijdelijke neerleggen. En als we gaan scheiden dan heeft hij er recht op de kinderen te bezoeken. Dan heb ik hem nog in huis. Dan ben ik nog niet echt met Jan getrouwd. Dat is voor Jan ook geen leven. Het moet helemaal afgelopen zijn.’

De groentevrouw zuchtte:

‘Maar hoe wil je aan vergif komen. Dat kan je niet zomaar krijgen. En je moet zorgen dat je niet in opspraak komt.’

Nu was mevrouw van Vuurendam een beetje van haar stuk gebracht. Het vergif was een groot probleem.

‘Jan en ik hebben alles besproken. Maar hij heeft een veel te goed hart. Hij zegt dat hij een ander niet kan laten lijden. Daarom kan hij niet voor het vergif zorgen. Maar het is tenslotte overal te koop. Dus!’

‘Dat wel,’ zei de groentevrouw.

Ze was zich nu werkelijk in het probleem gaan verdie-

[pagina 53]
[p. 53]

pen. Ze leefde echt mee. En ze voelde zich ook niet meer zo onbehaaglijk. Nog maar een beetje.

‘Het is toch wat als je van je man af wilt. Maar je moet erg oppassen. Het komt haast altijd uit.’

Je kon merken aan mevrouw van Vuurendam dat het huwelijk zeer nabij was. Ze was zo geschakeerd als een jong meisje dat steeds van stemming verandert en daar genadeloos het juiste uiterlijk bij weet te scheppen. Fataal en onweerstaanbaar. Nu was ze een zorgeloze die gemakkelijk over alle bezwaren heenstapt.

‘Er kraait geen haan naar. Met twee weken is het gebeurd. Vanavond eten we toch soep. En dan begin ik maar. Hij gaat toch altijd eerst zijn handen wassen als zijn bord al volstaat. Die zijkerd!’

Nu met grote haatogen. De groentevrouw voelde zich opnieuw nat.

‘Maar hoe kom je aan vergif?’

‘Luister,’ zei mevrouw van Vuurendam. ‘Ik doe het goed. Ik loop heus niet alle winkels af. Dan komen er praatjes. Daar hoef ik met jou niet bang voor te zijn.’ De groentevrouw werd opnieuw rood. Nee. Zij praatte nooit over de klanten. En zeker niet over zulke dingen. De gedachte alleen.

‘Het hoeft helemaal niks bijzonders te zijn,’ zei mevrouw van Vuurendam. ‘Misschien zit het wel in zo'n busje. Als je er veel van in zijn bord doet.’

[pagina 54]
[p. 54]

Ze wees naar een rekje waarop busjes met kruiden stonden. Heel appetijtelijk verpakt.

‘Ik weet het niet,’ zei de groentevrouw. ‘Wij eten zelf nooit scherp. Ik weet niet of er vergif bij is.’

Maar mevrouw van Vuurendam had haar besluit genomen. ‘Geef al die busjes maar. Daar is best wat bij. Als ik maar genoeg geef.’

En de groentevrouw nam al de busjes van het rekje.

Ze was erg blij met die bestelling. Want die busjes baarden haar zorgen. Ze had nooit van die uitheemse dingen in haar zaak. Die had ze zich door een reiziger laten aanpraten.

Ze bekeek de busjes goed voor de prijzen, want die kende ze nog niet van buiten. Naarmate het meer aantelde, kreeg ze meer vertrouwen in de onderneming van mevrouw van Vuurendam.

‘Het is 38,90,’ zei ze, toen ze alle busjes op de kassa had aangeslagen.

Mevrouw van Vuurendam legde het geld op de toonbank en de groentevrouw maakte een groot pak van al die busjes.

Maar of Theo doodgegaan is kan pas later blijken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken