Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozijntje (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozijntje
Afbeelding van RozijntjeToon afbeelding van titelpagina van Rozijntje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozijntje

(1931)–Clara Asscher-Pinkhof–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk VI.
De oude school.

Ja, nu werd het toch ernst met Jupie. Hij was nog wel geen zes, maar hij werd het gauw, en het werd tijd, dat hij naar school ging en leerde lezen.

Rozijntje moest in zichzelf lachen als ze er aan dacht. Jupie op school, hoe moest dat gaan! Zou hij kunnen stilzitten en z'n mond kunnen houden? Ze had er een hard hoofd in. Niet in het leeren, dàt ging wel, dacht ze met trots.

Als je een kind naar school stuurde, moest je

[pagina 37]
[p. 37]

het van te voren bij den bovenmeester aangeven. O, maar wacht es, dàt liet ze Vader niet doen, dàt liet ze zich niet afpakken!

‘Vader’, begon ze op een avond, ‘moet Jupie niet haast op de groote school aangegeven worden?’

Vader keek verschrikt.

‘Tja, daar zeg je zoo wat’, en hij zuchtte. 't Was niets geen karweitje voor hem. Om daar op visite te komen bij een bovenmeester, dien hij nog haast nooit gesproken had en dien hij op den weg alleen begroette met ‘meester’ en een tikje aan de pet....

‘Zal ik er maar heen gaan?’ vroeg Rozijntje edelmoedig en gretig tegelijk.

‘Nou, als je wilt, graag’, zei vader opgelucht.

Den volgenden ochtend aan 't ontbijt begon Rozijntje geheimzinnig tegen Jupie:

‘Ik moet vandaag even weg.’

‘Waarheen?’

De gewone vraag op zoo'n mededeeling.

‘Och, niets bizonders, even ergens op bezoek.’

‘Waar?’

‘Och, niets,’

‘Mag ik mee?’

‘O nee, 't is heelemaal niets voor jou.’

Ja, ze wist de kunst wel om hem op te draaien!

‘Wat een onzin’, viel Jupie verontwaardigd uit. ‘Waarom zeg je nou niet waarheen?’

‘Och, ik wil 't wel zeggen, Ik moet even bij den bovenmeester zijn.’

‘Den bo-ven-mees-ter?’

Jupie kreeg een donkerroode kleur. Wat had hij den laatsten tijd al met een hunkering gekeken

[pagina 38]
[p. 38]

naar al wat met de school te maken had. Wat had hij den bovenmeester al vaak gegroet, uiterlijk kalm als een man, met een tikje aan de pet, als vader, en een ‘meester!’ zooals vader het zei, - maar innerlijk één en al eerbied.

Bij den bovenmeester? Dat had iets met hem te maken. Dat voelde hij.

‘W-wat moet je bij den bovenmeester?’

‘Ik wou hem even vragen of hij na de vacantie een plaatsje over had voor jou....’

Jupie's kleur werd nog een tintje donkerder. Maar hij beheerschte zich en zei:

‘O, goed.’

 

De groene, gladde schooldeur gaf een klikgeluidje, toen de klink van binnen werd opengemaakt, en de school golfde z'n kinderen naar buiten.

Heila, wat een drukte!

De geduldige treedjes van het klinkerstoepje lieten al die klompe-voeten maar over zich heengaan. Dat hadden ze al zooveel jaren gedaan, - ja, wie weet hoe veel jaren wel! - en je kon het ook duidelijk aan ze zien. Heelemaal hol-uitgesleten waren ze, die gele treedjes, aan de kanten veel hooger dan in 't midden. Ze hadden al voeten over zich heen laten gaan van kinderen, die nu al zelf weer kinderen hadden, zelf al weer kinderen naar school stuurden!

Op zij in de deur stond de bovenmeester. Die had net z'n pijp aangestoken, z'n klein, krom pijpje. Die stak hij altijd klokslag half vier aan, als de school uitging.

[pagina 39]
[p. 39]

Al de schoolkinderen gingen langs hem heen, de jongens met de pet in de hand, en ze groetten allemaal: ‘meester!’ en als ze het stoepje af waren, zetten ze hun petten op en begon de drukte pas.

Wàt een drukte!



illustratie

De meisjes liepen in vriendinnerijen, de armen om mekaars middel, maar telkens werden die rijen verbroken door de jongens, die er ‘bij ongeluk’ dwars doorheen liepen.

Meester stond nog in de deur, want alle kinders waren nog niet langs hem heen gegaan, en hij trok maar aan z'n pijp en alleen aan z'n oogen kon je

[pagina 40]
[p. 40]

zien, dat hij zelf wel mee zou willen doen aan die herrie op het schoolplein, - zoo oud als ie was!

Rozijntje stond aan den overkant, naast het raadhuis, in een verborgen hoekje verdekt opgesteld. Ze wou wachten, tot meester weer naar binnen was gegaan, dan zou ze pas het stoepje oploopen en de smalle, lange gang door, en door de andere klas, en dan.... dan naar de klas van den bovenmeester.

Haar hart bonsde in haar keel. Ze was al dien tijd niet in school geweest, al die jaren nadat ze van school gegaan was. O, en wat heerlijk zag dat er allemaal uit, al die kinderen, die het plein opdraafden en schreeuwden en sprongen net als vroeger.

En meester, stond die daar niet precies als vroeger? Dat glimmende zwarte jasje, en dat gezellige bruine pijpje in z'n mond, en z'n kale bol met van achteren die krans van grijze krullen, - en z'n ééne hand op den rug, - en z'n mond waar geen lachje af kon, omdat hij immers aan het pijpje moest trekken, - en z'n oogen die aldoor schik hadden, - o, als meester honderd jaar werd, zou hij er nog zoo uitzien, dacht Rozijntje, en toen hij twintig jaar was, moest hij er ook wel zoo hebben uitgezien....

Nu was de schooldeur leeggedrupt. Meester overzag nog even het plein en ging naar binnen.

Even wachten nog.... even wachten.... Toen de meeste kinderen van het schoolplein weg waren, kwam ze uit haar hoekje te voorschijn, stak over, en ging de oude, vertrouwde klinkertreedjes op.

De gang in. Ze droeg geen klompen meer als

[pagina 41]
[p. 41]

vroeger, - bijna maakte ze een beweging om klompen van haar voeten te laten glijden en met een handige beweging onder de kapstok terecht te laten komen, - ‘haar’ kapstok, als vroeger!

Ze klopte aan de deur van de andere klas. Er zat een jonge meester in de klas, - die was er nog niet geweest in haar tijd, dus die hoorde niet bij school.

‘Dag, meneer’, zei ze. Niet: ‘dag meester’. Stel je voor, je smijt maar niet met den titel ‘meester’!

Door de glazen deur zag ze ‘meester’ zitten. Er waren schoolblijvers. Arme stumpers. Zij was ook wel eens schoolgebleven, en dan vond ze de rook van het pijpje altijd zoo gezellig ruiken.

Ze klopte aan.

‘Ja?’

En toen ze de deur inkwam, had ze, voor ze 't wist, de handen op den rug!

Meester nam van verrassing de pijp uit den mond, en dat gebeurde niet gauw!

‘Roza!’

‘Dag Meester!’

Ja, nu moest ze toch eigenlijk haar boodschap zeggen, al wist ze haast niet meer, waarvoor ze gekomen was.

‘Meester, ik kwam om te vragen....’

O, wat een kinderachtige stem had ze opeens weer gekregen!

‘....of Jupie na de vacantie op school kan komen.’

‘Jupie? Is dat dat kleine broertje van je?’

‘Jawel, Meester.’

‘Hoe oud is Jupie?’

‘Hij wordt over twee weken zes, meester.’

[pagina 42]
[p. 42]

‘Zoo, zoo!’

Meester trok even aan z'n pijp. Rozijntje stond met de voeten keurig naast elkaar, de handen op den rug. 't Leek niets op een huisvrouw van vijftien jaar, die er een gewichtige huishoud-portemonnaie op na hield, die kookte en waschte en Jupie verzorgde, - 't leek meer op een schoolmeisje van hoogstens, hoogstens twaalf....

‘Best hoor, ik zal hem opschrijven voor de eerste klas. Maar waarom ben je me niet eens eerder komen opzoeken? Ik heb je haast nooit meer gezien.’

Rozijntje kreeg een kleur.

‘Ik dacht.... ik.... ik had hier niets te doen....’

Meester knikte haar eens toe.

‘Wou je graag nog even in de bank zitten?’

‘Ja, meester!’

Haar oogen gingen de bankenrijen langs om haar oude plaatsje uit te zoeken.

‘Meester, er zit een jongen op mijn plaats!’

Nu lachten niet alleen meesters oogen, maar ook zijn mond, ondanks het pijpje.

‘Ja, dan zit er niet anders op, dan dat ik dien jongen wegstuur.’

En met verheffing van stem:

‘Dirk, geef je werk maar hier, ik zal het daar wel nakijken. Zorg in 't vervolg, dat je 't onder schooltijd maakt en niet ná schooltijd. Jullie ook, Jan en Geert.’

Dirk, Jan en Geert haastten zich om weg te komen. 't Was me maar even een meevallertje!

‘Ziezoo, Roza, ga nu maar op je plaats zitten.’

Met een zuchtje van tevredenheid en behagelijk-

[pagina 43]
[p. 43]

heid liet Rozijntje zich in haar bank glijden. Ze paste nog! Ze vouwde de armen over elkaar, heelemaal op haar gemak nu.

In de verte hoorde ze de zes klompen van Dirk, Jan en Geert in de gang klossen.

Nu was ze alleen met meester.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken