Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozijntje (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozijntje
Afbeelding van RozijntjeToon afbeelding van titelpagina van Rozijntje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozijntje

(1931)–Clara Asscher-Pinkhof–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk VII.
Bij Meester.

Ja, nu zat ze weer bij Meester in de klas. Het eenige verschil met vroeger was, dat alle andere jongens en meisjes weg waren. Moest ze misschien schoolblijven? Ze wist het niet duidelijk meer, hoe ze hier kwam. Maar ze vond het heel plezierig zoo. En wat rook de tabak van Meesters pijpje lekker....

Meester nam z'n stoel op en plantte hem in 't paadje tusschen de banke-rijen. Nu zat hij vlak bij Rozijntje's bank.

‘Wel, Roza’, vroeg hij weer, ‘waarom ben je nooit hier teruggekomen?’

‘Er was niets om terug te komen. Ik ging van school af, en toen werd Moeder ziek, en toen deed ik de huishouding en toen....’

Ze slikte.

‘Ja’, zei Meester, ‘ik weet het.’

‘En toen kreeg ik het erg druk.’

‘En toen had je geen tijd meer om je ouwe meester op te zoeken, - of had je zoo'n hekel aan je school?’

[pagina 44]
[p. 44]

‘Hekel??!!’

Haar antwoord was duidelijk genoeg. Maar meester wist ook wel beter.

Hij herinnerde zich datzelfde meisje op diezelfde plaats. Hij herinnerde haar zich bij 't schriftelijk werk, haar hoofd scheef, telkens het puntje van haar tong tusschen de lippen uit van inspanning. En bij rekenen, waar ze heelemaal geen heldin in was, altijd een vuurroode kop en de oogen telkens naar de zoldering, alsof ze daar de goede invallen vandaan verwachtte.

Maar bij vertellen, geschiedenis of verhalen! Meester herinnerde zich van de klas in dien tijd, toen Rozijntje er was, maar één ding als hij vertelde: haar luisterende oogen. Op Zaterdag vertelde hij ook, maar zóó goed als door de week kon hij het nooit, want Rozijntjes luisterende oogen waren er niet.

Hij had er nog dikwijls aan gedacht in de jaren, die erna gekomen waren. En hij had zich spijtig afgevraagd, waarom Roza nou nooit en nooit eens kwam oploopen, nooit eens kwam vragen, of hij haar nog wat leeren wou. Dat deden ze zoo vaak, z'n vroegere leerlingen, en hij deed het altijd zoo graag....

‘Hekel??!!’

Meesters oogen lachten om die verontwaardigden uitroep. Er kwam een blauw rookwolkje uit z'n pijp. Rozijntje en meester keken het na.

‘Nee, dat weet ik ook wel beter. Durfde je niet goed terugkomen?’

‘Nee meester’.

‘Ze komen dikwijls bij me terug om nog wat te leeren. Heb jij dat nooit gewild?’

[pagina 45]
[p. 45]

‘Gewild?’

Nu sprongen er opeens waterlanders te voorschijn.

Of ze het gewild had! Al was 't alleen maar om zich nog een beetje kind te voelen! Maar had ze niet, nu al een maand geleden, haar Joodsche les, die toch nog zoo veel meer noodig was, zelfs moeten opgeven? En dan gewone dingen leeren tij Meester, - Vader zou het nooit goedvinden.

‘Ik wou zoo graag.... maar ik heb geen tijd.’

‘O, Roza, maar daar moet je tijd voor hebben! Een week is zoo lang!’

‘Maar.... Vader zou het.... geloof ik.... niet goed vinden....’

‘Kom! Als je alleen maar huishouding doet, en niet meer bij leert.... wel, dan word je zoo'n oud moesje, en dat is zonde.’

‘Ja meester. Maar.... ik weet zeker, dat Vader het niet goed vindt.’

‘Hoe weet je 't? Heb je 't Vader gevraagd?’

‘Nee meester. Maar - een poosje geleden - heb ik van Vader m'n les bij m'n Joodsche meester moeten afzeggen.’

‘Ach, kind....’

Rozijntje had er al die weken niet meer over gesproken, en zoo min mogelijk over gedacht. Maar nu ze 't weer uitsprak, was het even erg - of erger.

Meester zat nu achterover in z'n stoel en trok hard aan z'n pijp. Daar kwamen altijd de beste gedachten uit.

‘Tja....’

't Bleef een poosje stil. Rozijntje hield haar hoofd wat achterover, om de tranen niet over 't randje

[pagina 46]
[p. 46]

te laten loopen. En ze slikte en slikte. En ze keek aandachtig naar de plaat van Jacoba van Beieren op de valkenjacht. Die plaat hing goed hoog, dan bleven de tranen goed weggeborgen achter je oogleden. Jacoba van Beieren, 1400, daar maar aan denken.... Wanneer deed Jacoba van Beieren toch nog maar afstand van de regeering? Ten behoeve van.... ten behoeve van.... daar nu alleen maar aan denken....

‘Wat denk je, Roza, als ik eens met je vader er over sprak?’

Rozijntje schrok op. Ze had zich net herinnerd, dat Jacoba van Beieren in 1433 afstand van de regeering had gedaan ten behoeve van Philips van Bourgondië.

‘Ik weet niet. Vader vindt het voor een meisje in de huishouding niet noodig.’

‘We kunnen 't toch probeeren?’

Rozijntje aarzelde even. Toen:

‘Meester, vraagt u dan eerst van de Joodsche les? Dat.... dat kan ik nog minder missen....’

Meester begreep haar heelemaal. Kende hij kleine Roza met de groote luisteroogen niet door en door?

Hij klopte haar op den schouder:

‘Laat maar aan mij over, Rozijntje’.

Rozijntje keek hem verrast aan. Hoe kende hij dien naam: Rozijntje?

En zonder dat ze iets vroeg, antwoordde Meester:

‘Toen je nog in de vijfde klas was, heb ik het je Moeder eens hooren zeggen....’

 

[pagina 47]
[p. 47]

Meester was maar meteen met haar mee naar huis gegaan, - pijpje, glimmend huisjasje en al. Want Rozijntje wist, dat Vader thuis was.

Haar hart bonsde wel erg toen ze naast Meester liep. Wat zou 't worden?

Vóór het huis speelde Jupie. Hij keek op en kreeg een kop als vuur.

Wàt was dat? Zag hij goed?

Meester, de bovenmeester van de groote school, - op-weg-naar-huis? Met Rozijntje?

Hij herstelde zich zoo gauw mogelijk, sprong in de houding, tikte aan z'n pet: ‘Meester!’

‘Is dat Jupie?’ vroeg meester.

‘Jawel meester’, antwoordde Jupie prompt.

‘In orde, Jupie. Je mag na de vacantie bij mij op school komen.’

‘Ja.... e....goed, meester.’

Zelfs dappere Jupie wist niet gauw genoeg, wat je in zoo'n geval zeggen moest. Zulke gebeurtenissen krijg je zóó plotseling in je leven, dat de flinkste man nog wel eens naar woorden moet zoeken.

Nu zou meester zeker teruggaan, nu hij Jupie de boodschap gebracht had, dat hij op school mocht komen?

Neen. Meester ging met Rozijntje de voordeur in. De voordeur in!

Wat moest hij nu nog in hun huis?

Het eerstvolgende uurtje bleef Jupie eerbiedig buiten z'n eigen huis. Een bovenmeester in z'n eigen huiskamer, - wie weet, in z'n eigen keuken misschien, - daar bleef hij buiten, hoor, daar bleef hij buiten!

En intusschen zat Rozijntje in de keuken te

[pagina 48]
[p. 48]

wachten. Ze had dadelijk de aardappelen opgezet, en stopte nu kousen. Binnen, in de huiskamer zat Meester met vader te praten.

Vader was erg verlegen geweest, toen hij meester begroette. Rozijntje had echt met 'm te doen, - 't was zoo heelemaal niets voor hem.

Rozijntje had ze in de kamer gelaten, en meester had rondgekeken naar de glimmende meubels, het pluchen tafelkleed, en had haar toegeknikt:

‘Wat keurig heb je 't eruit zien!’

Het warme gevoel om dien lof bleef nog na in haar.

Haar handen waren niet heel geschikt om kousen ie stoppen nu. Wat beefden ze, wat pakte de punt van de naald telkens verkeerd, telkens ernaast....

En wat rare strepen waren er op die kous. Sterretjes en strepen. O, - je kon gewoon niet zien wat stuk was en wat heel....

Even kijken of de aardappelen kookten. Neen, natuurlijk nog niet. Hoe kwam ze erbij. Maar het aardappelwater was ook met sterretjes en strepen.

Wat lang duurde het! O, wat lang, - en toch kookten de aardappelen nog niet.

Ze hoorde de deur van de kamer opengaan. En meteen was ze in de gang, de kous, met naald en al, nog in de hand.

Meester lachte haar toe.

‘Maandagavond bij mij, en Dinsdagavond weer bij je Joodschen meester. Vind je 't goed?’

‘Is dat - is dat wáár?!’

Toen vluchtte ze naar de keuken, want de aardappelen waren sissend overgekookt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken