Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozijntje (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozijntje
Afbeelding van RozijntjeToon afbeelding van titelpagina van Rozijntje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozijntje

(1931)–Clara Asscher-Pinkhof–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

Hoofdstuk VIII.
Maandagavond.

Rare dag vandaag, - o, wat een rare dag!

Rozijntje moest met alle macht haar gedachten bij haar gewone werk houden. En er was heel wat werk vandaag: Maandag, waschdag!

En bovendien kon ze Jupie niet de deur uit krijgen. En dat wou ze toch zoo graag, - dan kon ze met haar gedachten naar vanavond toevliegen.

‘Kan ik je ook wat helpen, Rozijntje?’ vroeg hij met z'n aller-vriendelijkste stem.

‘Nee, echt niet, Jupie.’

‘Soms opspoelen? of uitwringen?’ één en al gedienstigheid.

‘Nee, dat is geen werk voor jou, Jupie.’

‘O jawel, ik heb het de voor-vorige week ook gedaan.’

Rozijntje zuchtte.

‘Toen was het heel wat anders.’

‘Waarom?’

Zóó makkelijk liet hij zich niet afschepen.

‘Omdat.... 'k weet niet meer, maar het wàs heel wat anders.’

‘Waaróm dan toch?’

‘Omdat - je kunt me nu echt niet helpen. Toen was het heel ander goed.’

‘Nietwaar, 't waren toen ook vleeschdoeken en melkdoeken en handdoeken en....’

‘O, Jupie’, - met een wanhopig gebaar, ‘ga toch wat bij Wientje spelen!’

‘Zal ik Wientje hier halen?’ bood Jupie verheugd aan.

[pagina 50]
[p. 50]

Ook dat nog!

‘Nee Jupie, - toe Jupie, ga nou weg, - hè Jupie!’

Jupie stond 'r koeltjes aan te kijken.

‘Wat doe je raar vandaag, zeg!’

‘Ik heb het vreeselijk druk vandaag.’

‘Nou, dan kun je mij toch laten helpen?’

‘O, Jupie, - ik heb je toch al honderd maal gezegd dat het niet kan!’

‘Nee, drie maal’, verzekerde hij nauwkeurig.

‘Toe, ga nu naar Wientje’, smeekte ze kleintjes.

Jupie draaide zich op z'n hakken om. Goed hoor, hij ging al. Hij was tot in 't diepste van z'n ziel beleedigd. Ze wou 'm kwijt, dat was alles. Goed hoor, den heelen morgen kreeg ze 'm niet meer te zien. Wientje zou maar wàt blij zijn al ze 'm zag. Dat was nog es wat anders dan weggestuurd te worden. Weg-ge-stuurd. Nou, best hoor.

Zonder een groet ging hij weg. -

Nu kon Rozijntje onder 't werk tenminste vooruitdenken aan vanavond.

Zou meester haar veel vragen van wat ze vroeger geleerd had? Wat zou ze veel vergeten zijn!

In gedachten ging ze alle vakken na.

Lezen, - nou ja, dat zou nog wel gaan. Hè, vroeger kon ze dat zoo fijn als ze maar eerst over haar verlegenheid heen was. Als ze haar eigen stem maar niet hoorde, dan kon ze haast het beste van de klas lezen. Maar je verleerde er een hoop van, in al die jaren!

Schrijven, - dat zou er wel droevig uit zien. Ze deed het haast nooit meer. Och, maar zoo'n eersten avond liet ie je niet schrijven, natuurlijk.

[pagina 51]
[p. 51]

En onderwijl grepen haar doorweekte handen telkens een stuk goed uit haar spoelwater, wrongen, hingen op....

Rekenen. Als ze dááraan dacht, - als meester haar dàt toch zou aandoen vanavond, - ze kreeg er een wee gevoel van in haar maag. Vormsommen, - o, en breuken, - o, en denksommen! De ruiten op de handdoek, die ze uitwrong, leken haar opeens de slooten, die door een stuk land van zooveel H.A. moesten worden gegraven, - en hoe groot was nu de oppervlakte van die handdoek, - och nee, van dat stuk land, - och hemeltje!

Wat waren er nog meer voor vakken? Taal, - ja, dat wil zeggen, als meester haar een dictee liet maken, dan ging het nog wel. Maar van manlijk en vrouwelijk, en sterke en zwakke werkwoorden, zie je, dat waren ergere dingen....

Wat had je dan nog. Teekenen zou ze gelukkig niet hoeven. Zingen ook niet, jammer genoeg. Wat hadden ze vroeger gezongen, driestemmig....

Rozijntjes oogen glansden. Ze zag niets van de leelijke scheur in de doek, die ze bezig was op te hangen, - een scheur, die ze later weer zou moeten stoppen. Wat hàdden ze gezongen! De jongens altijd wat te hard, die moesten door meester worden tegengehouden, en de meisjes wat benepen, of ze niet recht durfden, maar toch, 't leek soms net een concert. Ze had wel nooit een concert gehoord, maar meester zei wel eens dat het net een concert was, dus dan wàs het zoo....

Nu de kousen nog wasschen. Náár werkje. Je kreeg er zulke wollige handen van.

Ja, dan was er nog aardrijkskunde. Wist ze er nog wat van? Goeree en Overflakkee, - Soem-

[pagina 52]
[p. 52]

bawa, Flores, Timor, - Olst, Wijhe, Hattem, - Berlijn aan de.... aan.... aan de Spree, Parijs aan de Seine, - Reitdiep, Boterdiep, Damsterdiep, - de Rijn ontspringt op de St. Gothard, - o, hemel, wat een groot gat in Jupie z'n kous....

 

Jupie was in bed. Hij was wel weer goed op Rozijntje. Hij had ruzie gehad met Wientje, och, en dan voel je je altijd toch weer aangetrokken tot je eigen familie.

Alles was aan kant. De wasch hing te drogen op de deel, de borden en pannen stonden schoon in de kast, vader had z'n kopje thee en z'n krant, - en Rozijntje zelf was glimmend-schoon en netjes.

‘Dag vader’, waagde ze schuchter, ‘ik ga naar meester.’

‘Dag.... e.... dag kind.’

Kind!

Als een wonderlijk heerlijke verrassing klonk het haar tegen. Kind!

Dat was het eerste lieve woord, dat ze zich ooit van hem herinnerde. Dat was de eerste keer, dat hij haar anders noemde dan Roza, - kind!

Ze wou wel, - o, wat wou ze wel, - ze wou wel haar hoofd tegen vaders schouder leggen en stilletjes een beetje huilen, omdat ze - hij had het nu toch zelf gezegd, - omdat ze z'n kind was....

Ze wou wel een kus geven op dat voorhoofd met die zorgelijke rimpels - maar nee, dat zou ze nooit durven, vader een kus geven, - dat deed ze toch nooit.

Ze wou wel....

En toen deed ze het. Ze begreep zelf niet hoe

[pagina 53]
[p. 53]

ze durfde. Ze kuste vader héél gauw en héél onhandig ergens op z'n gezicht en zei heesch:

‘Dank u dat ik naar meester mag gaan.’

Maar toen was ze ook dadelijk de deur uit.

 

Ze zaten in 't schoollokaal. Dat vond meester veel beter dan in de kamer. Veel èchter.

Ze had eerst moeten lezen. En toen ze daarmee klaar was, had meester gezegd:

‘Je leest nog net zoo mooi als vroeger’, en toen had ze ineens al haar durf teruggekregen.

En nu moest ze een paar zinnen ontleden. En kijk, dat was nu zoo wonderlijk, ze had vandaag toch geen oogenblik aan onderwerp en gezegde gedacht, en nu het moest, vielen die woorden haar maar zóó vanzelf in.

En meester trok aan z'n pijp en zei: ‘Ja - já - toe maar’, en zoo kreeg hij alles eruit wat Rozijntje nog wist.

Hij scheen ook precies te raden, wat ze niet wist, en daar zeilde hij omheen, - en zoo keken ze elkaar telkens verrast-lachend aan, om alles wat ze nog niet vergeten was.

Hij vroeg ook, of ze de heele geschiedenis al vergeten was. Nee, glunderde ze, niet de heele geschiedenis, maar wel bijna.

Wat of ze er dan nog van wist?

En ineens keek ze omhoog naar de plaat van Jacoba van Beieren op de valkenjacht.

En ze zei dat Jacoba van Beieren in 1400 geboren was, en toen voegde ze er trotsch aan toe: ‘en in 1433 deed ze afstand van de regeering ten behoeve van Philips van Bourgondië.’

[pagina 54]
[p. 54]

‘Hoe wéét je dat toch?’ vroeg meester verbaasd.

Nu lachte Rozijntje met heel haar gezicht.

‘Ik moest verleden week aldoor naar die plaat kijken - anders moest ik huilen’.

‘O ja’, begreep meester.

‘En toen bedacht ik, dat ze in 1433 afstand van de regeering deed. Als je aan zoo iets denkt, moet je nooit huilen.’

‘Is dat afstand-van-de-regeering-doen dan iets vroolijks?’

‘Nee’, verklaarde ze, ‘maar als je bedenkt in welk jaar dat was, dan kun je toch onderdehand niet denken aan de dingen waar je om huilen moet?’

‘O ja’, begreep meester nu. ‘Ja-ja. Dat is eigenlijk een makkelijk kunstje. En nu je weer bij mij komt leeren, en jaartallen en alles moet bedenken, zul je wel nooit meer hoeven te huilen.’

‘Nee’, zei Rozijntje ernstig, ‘want daar heb ik nu nooit meer tijd voor.’

....En toen ze dien avond in bed lag, telde ze op wat er dien dag wel allemaal gebeurd was:

Meester had gezegd, dat ze nog even mooi kon lezen als vroeger.

Vader had ‘kind’ tegen haar gezegd.

En meester had géén sommen met haar gemaakt.

Hoe kon één dag zóó veel heerlijks bevatten!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken