Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozijntje (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozijntje
Afbeelding van RozijntjeToon afbeelding van titelpagina van Rozijntje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozijntje

(1931)–Clara Asscher-Pinkhof–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 55]
[p. 55]

Hoofdstuk IX.
En - Dinsdagavond.

Ze had het van te voren niet gezegd aan Meneer. Ze wou maar zóó uit de lucht komen vallen, doodgewoon, alsof er geen zes weken tusschen geweest waren, die ze overslagen had.

Wat zouden ze kijken!

Ze zou haar fiets achterom rijden, en dan merkten ze 't natuurlijk al. En tegen dat ze weer bij de voordeur was, zou mevrouw er allang zijn en haar binnenhalen.

Dat binnenhalen door mevrouw was het eigenlijk, waar ze zich het meest op verheugde. Ja, en dan ook wel, hoe meneer op zou kijken als ze binnenkwam, - erg verrast natuurlijk. Het leeren zelf kwam er zoo'n eersten avond niet veel op aan, want er zouden nog zoo veel, zoo véél andere avonden volgen, - heerlijk!

Het waschgoed van gisteren was allemaal droog, dus het kon gestreken worden. Ze deed het met een ijver en een plezier, als ze in al die weken niet gevoeld had.

O, Jupie mocht nu gerust om haar heen draaien, Ze had gisteren zóó'n gelukkigen dag gehad, dat ze de heele wereld graag mocht lijden, dus zeker dat heerlijke Jupie.

Maar juist nu, vandaag, nu hij mocht, had Jupie niet veel te koop. Zoo druk en levendig als hij anders was, zoo muisjesstil zat hij nu in een hoekje.

Eerst merkte Rozijntje het niet. Maar toen ze een poosje aan 't strijken was, en er geen ander geluid in de keuken was dan het klik-klak als ze

[pagina 56]
[p. 56]

de bout neerzette, - en ze tòch wist, dat Jupie niet was uitgegaan, - toen keerde ze zich om, om zeker te weten, dat hij er nog zat.

‘Jupie?’ vroeg ze.

Een zucht.

‘Wat ben je stil!’

Een zucht.

‘Scheelt er wat aan?’

Een zucht.

Ze keek hem eens goed aan, om te zien of hij er ook ziekerig uitzag, - nee, dat was best in orde. Alleen die rimpel in z'n voorhoofd, die zware zorgenrimpel....

‘Zeg het maar.’

‘Och, niks’, met een zucht.

‘Kom, vooruit!’

Jupie zweeg nog even. Toen:

‘Nou, dan zal ik het je maar zeggen.’

En na een spannende stilte:

‘Je zei toch toen, met die geschiedenis van Adam en Eva, dat Onze Lieve Heer alles maakte?’

‘Ja.’

‘En alles kon?’

‘Ja.’

‘Nou, maar dan heb je je leelijk vergist.’

Rozijntje was sprakeloos.

‘Je weet toch, dat bij Henkie thuis een klein broertje is?’ ging hij somber voort.

‘Ja.’

‘Nou, die heb ik gisteren gezien.’

‘En?’

‘Als Onze Lieve Heer alles kan, waarom vergeet hij dan alle tanden in dat kind z'n mond te doen?’

[pagina 57]
[p. 57]

‘Was dàt het, waarom je zoo stil was??!’

‘Nee, natuurlijk niet’, zei Jupie verachtelijk. ‘Dáárom niet.’

‘Maar waarom dàn?’

Het werd Rozijntje hoe langer hoe meer een raadsel.



illustratie

‘Ik zal het je maar eerlijk zeggen’, zuchtte Jupie, en dikke tranen rolden over z'n wangen. ‘Onze Lieve Heer had die tanden nu eenmaal vergeten, en nu kon hij ze niet meer maken, en.... en.... nu neemt hij ze uit mijn mond.... 't is heusch waar.... kijk maar....’

En hij wees Rozijntje op een smal, wit benedensnijtandje, dat al gevaarlijk heen en weer wiebelde in z'n mond.

Toen vergat Rozijntje strijkbout en strijkgoed en al, en had Jupie op haar schoot alsof hij een klein kindje was, - zoo klein als dat kind zonder tanden, - en een oogenblik later wist Jupie alle geheimen van tanden krijgen en tanden wisselen, en dat het heusch wel meeviel, wat Onze Lieve Heer allemaal wel kon.

 

[pagina 58]
[p. 58]

Ze fietste met een vaartje den ouden bekenden weg over. Wind in den rug, - kijk, dat was nou toch vriendelijk van den wind, dat hij haar vanavond een zetje gaf om er gauw te zijn.

Ze stapte af, een beetje lawaaiïg, dat mevrouw 't maar hooren zou en aan de deur komen, - ze zette haar voeten wat extra stevig in het kiezel op zij van het huis, zoodat het goed hoorbaar knerpte onder haar schoenen.

Toen ze de fiets neergezet had, holde ze terug naar de voordeur, één en al verwachting....

Maar de voordeur was dicht.

Niet lief van mevrouw, dacht ze één oogenblik. Ze kon toch wel denken, op Dinsdagavond, als er een fiets over 't kiezelpaadje ging, dat zij het was!

Ze maakte de deur open, die nooit op slot was, behalve 's nachts misschien. Ze knikte vertrouwelijk tegen de kapstok, die leeg was; anders hing meneer's hoed eraan, en 's winters z'n overjas, maar daar lette ze nu niet op: 't was háár kapstok.

Toen klopte ze aan.

Maar niemand riep: ‘ja?’

Drie keer klopte ze, en toen ging ze naar binnen.

De kamer was keurig opgeruimd, maar zonder meneer of mevrouw. Alleen lag er op tafel een opgeslagen boek van meneer, een gemore.

Ze waren uit!

Had ze daar maar aan gedacht! Had ze maar van te voren geschreven en was ze maar niet zoo dom geweest om ze te willen verrassen!

Ze bleef besluiteloos op den drempel staan.

Zou ze teruggaan, zonder ze maar éven te hebben gezien?

Nee, nee, - die heele fietstocht voor niets.

[pagina 59]
[p. 59]

Maar als 't nu eens heel laat en heel donker werd?

Toch maar wachten. Toch maar in elk geval één uurtje wachten.

Ze ging op háár stoel zitten en wachtte.

Omgekeerd tegenover haar lag de gemore. Daar kon ze toch niet in lezen. Meneer leerde dat niet met haar. Ze was een meisje immers!

Was ze maar een jongen! Wat zou alles dan anders zijn! Een schooljongen zou ze dan zeker nog zijn, en pret zou ze maken met andere schooljongens, - o, wat een leventje!

Maar Vader en Jupie dan? Wie zorgde daar dan voor?

Haar hoofd lag op haar gevouwen armen op tafel. Haar gedachten gingen maar zoo'n beetje in de rondte, zonder dat ze 't zelf wist.

En doordat het zoo heel stil was in de kamer, en zoo schemerig, en doordat haar handen niets te doen hadden en de klok zoo rustig, zoo rustig tikte, - sliep ze in, zóó, met haar hoofd op haar armen.

Toen ze wakker werd, was de kamer donker, en wist ze niet, waar ze was. Ze dacht dat ze in haar bed lag, maar haar rug was zoo stijf, en haar armen....

‘Dat doet goed, zoo'n wandelingetje.’

En mevrouw's stem:

‘We moesten het iederen Dinsdagavond doen.’

Rozijntje wist weer waar ze was, en met schrik bedacht ze opeens: zouden ze 't wel prettig vinden, dat ze weer kwam? Want hun wandelingetje op Dinsdagavond, daar kon dan niets meer van komen.

Op hetzelfde oogenblik ging de deur open en

[pagina 60]
[p. 60]

knipte het licht aan, Rozijntje stond naast haar stoel, heelemaal verward, met blozende wangen van de slaap en knipperende oogen tegen het licht.

‘Rozijntje! Kind! Vrouw, kom eens kijken: Rozijntje is teruggekomen!’

Daar was zoo'n blijdschap in zijn stem, dat Rozijntje het opeens wist: dat wandelingetje op Dinsdagavond, waar niets van kon komen, - dat hinderde allemaal niets.

Heelemaal wakker nu, gaf ze antwoord op al hun vragen: of ze allang zat te wachten, of ze vaker terug mocht komen, hoe het kwam, - en ze waren zoo blij, zoo blij als Rozijntje zelf.

Mevrouw tooverde thee te voorschijn, en schonk Rozijntjes kopje in. En Rozijntje dronk heel, heel langzaam, - ze had een gevoel, of, als dit kopje leeg was, haar droom uit zou zijn, - en deze droom mocht niet uit zijn!

Ze leerde niets dien avond. Ze dronk alleen maar haar kopje thee. Ze keek alleen maar naar mevrouw en ving een knikje van haar op. Ze keek alleen maar naar meneer, en ving van hem ook een knikje op. Ze leerde niets, - nee, maar ze was alleen heel gelukkig.

Op weg naar huis, in 't donker bedacht ze, hoe goed het was, dat ze dit alles een poos gemist had. Nu was het veel nieuwer en veel mooier geworden: de hartelijke knikjes van mevrouw en meneer, en het kopje thee, dat ze zelf niet inschonk, maar dat voor haar wèrd ingeschonken.

En dat alles zou ze iederen Dinsdag opnieuw hebben! En ze had gedacht dat het nooit weer zou komen....

Neen, Jupie wist nog niet half, wat Onze Lieve

[pagina 61]
[p. 61]

Heer wel kon, - nog veel en veel meer dan tandjes laten groeien in het leege mondje van Henkie z'n broertje, - nog veel en véél meer....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken