Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozijntje (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozijntje
Afbeelding van RozijntjeToon afbeelding van titelpagina van Rozijntje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozijntje

(1931)–Clara Asscher-Pinkhof–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk X.
Bezoek.

Er waren wel eens tijden, waarin Rozijntje dacht, dat ze 't niet volhield. Als de kousen met gaten en de hemden met versleten stukken zich opstapelden, - als de dag 's morgens heel vroeg begon, en er haast geen kwartiertje was, waarin ze tot zichzelf kon komen, - en vooral, vooral als ze keek naar andere meisjes van haar leeftijd, - kijk, dan kon ze wel eens zuchten als een oud moesje en een heel groot medelijden hebben met zichzelf.

Maar dan kwamen de Maandagavond bij Meester op school, en de Dinsdagavond bij Meneer in 't andere dorpje, en dan was ze geen oud moesje meer en voor medelijden had ze geen tijd. Woensdagmorgen was 't nog zoo, - Donderdag zakte 't al wat af, - Vrijdag voelde ze zich een arme zielepoot, - maar Vrijdagavond vond ze 't leven weer de moeite waard, en dat duurde wel weer tot Maandagmorgen. En dan nog een halve dag wachten, dan zat ze weer bij Meester in de klas.

Maar nu was het Donderdagmiddag, dus 't zag er leelijk uit voor Rozijntje. Ze dacht aan al die gelukkige meisjes, die in de groote stad woonden en geen steek te doen hadden. Die gingen een beetje rondfietsen door de stad, of trammen, en

[pagina 62]
[p. 62]

voor de ramen van de winkels zochten ze uit, wat 'r wel het beste stond, welk hoedje, welke zomermantel, welke schoentjes met hooge hakjes....

Ja, want alles wat ver af is, lijkt altijd zoo mooi en zoo gelukkig. Wie weet, hoeveel meisjes in de stad niet op datzelfde oogenblik dachten aan die gelukkige meisjes, die buiten woonden en zoo'n heerlijk vrij leven hadden. En hoeveel meisjes, die niets te doen hadden dan trammen en winkels kijken, met een zuchtje droomden van meisjes, die tenminste ráád wisten met haar tijd....

Maar in gedachten tripte ze dan met hooge hakjes en korte rokjes en een voornaam lachje om haar mond, door verlichte winkelstraten, - toen ze iemand de voordeur in hoorde gaan.

De voordeur ging niet vaak open. Als je de voordeur hoorde, stond je op van je werk, deed je je bonte schort uit en waschte je je handen. Want je kon nooit weten.

Net toen ze haar handen afdroogde, werd er zachtjes aan de keukendeur geklopt.

Ze deed open en stond tegenover een groot, donker meisje van een jaar of twintig.

‘Een meisje uit de stad’, dacht Rozijntje dadelijk. En toch was het niet het meisje, dat alleen maar tramde en winkels keek, - dat voelde ze ook direct.

Ze had gebruinde wangen, en donkere, rustige, en toch vroolijke oogen. Ze droeg haar hoed in haar eene hand, want het was erg warm weer. Haar zwart, zwaar haar lag in vlechten om haar hoofd.

‘U bent hier zeker verkeerd’, zei Rozijntje verlegen.

[pagina 63]
[p. 63]

‘Wonen hier Joden?’ vroeg het meisje.

‘Mag ik je moeder dan even spreken’, toen Rozijntje geknikt had, dat er Joden woonden.

‘Moeder is dood’, zei Rozijntje haar korte zinnetje, dat ze zoo dikwijls moest zeggen tegen anderen, - ook tegen zichzelf, omdat ze 't nog niet altijd gelooven kon.

‘O!’

Even stilte.

‘Wat jammer, dat ik naar je moeder vroeg. Ik wist het niet.’

‘Nee.’

‘Wie is hier - de vrouw, - ik bedoel -’

‘Ik’, zei Rozijntje kort en trotsch.

Het meisje keek even verbaasd.

‘Jij? Alleen?’

‘Ja, juffrouw.’

‘Dan moet ik het jou maar vragen’.

En ze vroeg.

Ze zou hier in 't dorp komen wonen. Ze zou dokter komen helpen met drankjes klaarmaken voor al die dorpen rondom, waar dokter kwam.

Maar ze moest bij Joden wonen. Bij echte Joden. Begrijp je?

Rozijntje begreep.

En hier had ze een mezoezo aan de deur gezien, en daarom was ze naar binnen gegaan.

En nu wou ze vragen....

Rozijntje was er beduusd van. Ze begreep, wat ze vragen wou.

Hier in huis? Een juffrouw uit de stad? Hier in de keuken eten misschien? Dat kon toch niet.

Het meisje vroeg het. En toen moest Rozijntje, zonder het te willen, ineens lachen.

[pagina 64]
[p. 64]

‘Dat kàn toch niet! We eten altijd hier in de keuken.’

‘Nou?’

Het meisje keek haar verbaasd aan. Was dat zoo om te lachen.

Die verbaasde blik maakte haar nog verlegener.

‘Ik bedoel - u zoudt toch niet in de keuken kunnen eten, - komt u dan niet uit de stad?’

‘Ja, ik kom uit de stad. Mag ik daarom niet in de keuken eten?’

Rozijntje zuchtte en schudde het hoofd.

‘Ik denk, dat u naar juffrouw de Jong moet gaan. Dat is veel.... e.... veel.... netter.’

Maar zóó makkelijk was het meisje niet af te schepen.

‘Hoe is die dan netter?’

En ze keek rond in de nette keuken, naar het nette koper en de nette vloer, en naar de nette gladde vlecht van Rozijntje en haar nette schoone jurk.

‘Nou.... e.... ze eten in de kamer, - wij hèbben wel een kamer, maar we eten er alleen op Sjabbos, - en.... e.... Vader draagt een pet en Jupie loopt op klompen, - en.... e.... bij juffrouw de Jong zijn veel mooiere dingen, zilver en zoo, en soms wordt ze mevrouw genoemd, en er is ook een dagmeisje, en....’

Ze zocht ijverig naar nog meer argumenten, maar kon ze zoo gauw niet vinden.

Het meisje was op een keukenstoel gaan zitten of ze niet meer weg wou.

‘Dus om de pet van je vader en om het dagmeisje van juffrouw de Jong mag ik niet bij jou in huis wonen? Ik vind het niet aardig van je.’

[pagina 65]
[p. 65]

't Was goed, dat ze het lachend zei, want Rozijntje had er zoo 'n handje van, om alle menschen letterlijk te gelooven.

‘Maar ik weet niet eens, of vader het goed zou vinden’, ontweek ze nog.

‘Dat zal ik zelf wel aan je vader vragen. Maar zou jij het willen? Want jij bent de huisvrouw.’

Die laatste woorden brachten haar opeens de werkelijkheid te binnen.

Zij was de huisvrouw.

Zou zij het willen?

O, ze zou het heerlijk vinden, niet meer het eenige meisje hier in huis te zijn. Eens een woord te kunnen wisselen met dit groote meisje, - dat uit de stad kwam.

Maar.... maar haar werk was al zóó veel, te veel haast! Ze zou meer moeten koken, meer moeten schoonmaken, - ze kón haast niet meer!

Meer moeten schoonmaken? Er was niet eens een kamer over om te slapen, schoot haar opeens te binnen. Dus 't kon niet.

‘We hebben geen kamer meer. Op mijn kamer staat nog een bed, maar daar hebt u niets aan.’

Het meisje zat even na te denken.

‘Mag ik even met je mee naar je kamer?’

Gelukkig, alles was aan kant boven, dacht Rozijntje gauw. En met heimelijke trots ging ze vóór op de steile trap, die naar de zolderverdieping leidde. Want alle kamers boven waren van den zolder afgenomen.

Ze deed de dun-houten deur open en wees naar binnen.

‘Dit is mijn kamertje.’

[pagina 66]
[p. 66]

Er was een klein geverfd houten tafeltje en een keukenstoel. Er was een dood-eenvoudig waschtafeltje met een kom en kan en karafje. En aan weerskanten een ledikant, elk met een sprei, die moeder gehaakt had.

De grond, met een klein wollen kleedje, was van geverfde planken.

Opeens schaamde Rozijntje zich, dat alles zoo erg eenvoudig was.

‘Zullen we maar weer naar beneden gaan?’

‘Neen’, zei het meisje heel beslist, en meteen zat ze op den rand van het eene bed.

Rozijntje ging tegenover haar zitten op het andere bed, en wachtte stil. Ze keek naar het gebruinde gezicht tegenover haar, dat zich naar de zon gekeerd had. De donkere oogen straalden, alsof ze iets moois zagen.

‘Heerlijk is het hier!’

En het meisje wees naar buiten, door het venster.

De weilanden lagen in den blakenden zonneschijn. Ze zagen geel van de boterbloemen. Langs de slooten de knotwilgen, met hun nu blinkend-zilveren pruiken. In de verte een oud torentje, spits in de blauwe lucht.

‘Heerlijk!’

Opeens zàg Rozijntje het, - zàg ze, dat het heerlijk was, - wist ze, dat ze dit nooit eerder gezien had en dat ze het altijd had kùnnen zien.

Ze zei niets. Ze kon niets zeggen. Ze bleef maar naar buiten kijken naar het mooie, dat altijd voor 't grijpen had gelegen vlak voorbij het venster van haar eigen slaapkamertje, - en dat ze nooit gezien had.

[pagina 67]
[p. 67]

‘Ik wou zoo graag hier mogen slapen’, kwam zacht de stem van het meisje.

Rozijntje werd wakker.

‘Bij mij op m'n kamertje? Op dit kamertje?’

‘Ik wou het zoo graag. Maar als het je te moeilijk is....’

Daar kwam de werkelijkheid weer aankloppen.

‘Ik heb het zoo druk’, zuchtte Rozijntje.

‘Doe je àlles alleen? Flinkerd!’

Rozijntje kreeg een donkerroode kleur. O, wat zou het heerlijk zijn, met dit groote meisje uit de stad samen op één kamer te slapen, - maar het werk, het werk!

‘Ik maak m'n eigen bed op’, pleitte het meisje. ‘We ontbijten samen, hè? en ik neem m'n brood tusschen den middag mee.’

Maar ineens weer:

‘Zou je er héél veel werk mee hebben?’

‘N-nee.’

‘Maar ik weet niet hoe vader het vindt.’

‘Maar jij zelf?’

‘Ik?’

Rozijntje keek haar vol aan.

‘Ik?’ O, àlles zou veranderen, àlles zou beter worden. ‘Ik? Ik zou het heerlijk vinden.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken