Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozijntje (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozijntje
Afbeelding van RozijntjeToon afbeelding van titelpagina van Rozijntje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozijntje

(1931)–Clara Asscher-Pinkhof–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XIV.
De jurk.

Ze hadden allemaal complotten gesmeed tegen Rozijntje. Maar het heerlijkste complot van alles was wel, dat ze den laatsten avond, Maandagavond, mee zou naar een echt, werkelijk concert. Naar een zaal met veel licht en veel menschen, naar muziek en zang, en laat terug, door verlichte straten, waar je kon zien alsof het midden overdag was.

Ze liet het maar allemaal over zich heen gaan, lachend en gelukkig. Ze gebruikte niet veel woorden om te vertellen hoe dankbaar ze was. Dat kon ze niet. Ze moesten 't maar van haar gezicht aflezen.

Een Joodsch concert zou het zijn. Denk eens aan, openlijk Joodsche dingen te hooren - niet de eenige Jood te zijn tusschen veel anderen, maar Jood te zijn tusschen veel Joden, en liederen te hooren, die Joodsch waren, - o, ze kon het heelemaal niet begrijpen, dat ze dezelfde Rozijntje was.

Maar midden onder het plannen maken en luchtkasteelen bouwen kwam er een schaduw over Rozijntjes opgetogen gezichtje vallen.

Lea zag het direct, en ze vroeg fluisterend wat er was.

[pagina 89]
[p. 89]

‘M'n jurk’, fluisterde Rozijntje terug met een dichte keel, ‘ik kan zóó toch niet gaan!’

Ze had al dien tijd vergeten aan haar kleeren te denken. Hier in huis dacht je er niet aan, wist je niet meer dat je stijver en dorpscher gekleed was dan de anderen.

Maar nu ze zichzelf in gedachten zag loopen door een groote zaal vol menschen, wist ze weer met schrik: zóó ging het niet.

‘O’, deed Lea luchtig, maar toch zag Rozijntje, dat ze 't een oogenblik eens was met haar, ‘wat komt dat er op aan! We gaan er toch maar alleen maar heen om te luisteren!’

Lea's moeder zat even peinzend te kijken naar de jurk, die Rozijntje aan had.

Neen, het genieten dien avond zou veel en veel grooter zijn, als ze zich feestelijk gekleed voelde, - dat begreep ze zoo goed.

‘Zouden Annie's jurken je niet passen?’ dacht ze hardop.

Annie, Lea's groote zusje, en Rozijntje keken elkaar aan en schudden toen tegelijk het hoofd, zóó tegelijk, dat ze er allebei om moesten lachen.

‘Nee’, zei Annie, ‘ze zou er in verdrinken. Maar’, - ze stak haar voet naar voren, - ‘m'n kousen en schoenen denk ik wel.’

‘Dat is al iets’, zei Lea's moeder nadenkend, ‘maar nu de jurk!’

‘De rijksdaalder!’ riep Lea opeens.

Rozijntjes verklaarde:

‘Ik heb een rijksdaalder van Vader gekregen om wat te koopen waar ik zelf zin in had’, zei ze met een beetje trots. ‘Maar dat zal wel niet genoeg zijn voor een jurk.’

[pagina 90]
[p. 90]

‘Als we 'm zelf maken?’ opperde Lea.

Moeder keek bedenkelijk.

‘En’, zuchtte Rozijntje, ‘ik wou ook wel iets voor Jupie meebrengen uit de stad.’

Tja, daar zaten ze nou.

‘O, moeder!’ jubelde Annie opeens. ‘Dat lapje zeegroene voile in de doos boven!’

Warempel, dat ze daar niet aan gedacht hadden! Dat lag daar renteloos omdat het gekocht was, toen ze 't niet noodig hadden, zoo echt bij ongeluk gekocht.

‘Dan moeten we met z'n allen aan 't werk’, zei moeder. ‘In anderhalve dag moet 't kant en klaar zijn.’

Het lapje werd voor den dag gehaald. Rozijntje aaide het liefdevol, zoo'n licht, fleurig, luchtig wolkje, en dat voor haar!

Van haar rijksdaalder kocht ze twee groote lichtgroene haarstrikken voor haar vlechten, en zelf hielp ze mee met het naaien.

Lea's moeder knipte en reeg, spelde en verschikte, met vlugge vingers en handige greepjes. Lea zoomde de mouwgaten, - een jurk zonder mouwen, en dat voor Rozijntje, - tegelijkertijd dat Rozijntje den onderrand zoomde. En Annie zat van overgeschoten lapjes een groote bloem te prutsen, die tegen Rozijntjes linkerschouder moest komen.

En ondertusschen verbeeldde Rozijntje zich aldoor, dat ze droomde. Ze droomde zeker, dat de petemoei van Asschepoetster gekomen was, en haar in een prinses ging omtooveren.

Zelfs toen ze zich, doodnuchter, in haar vinger prikte van het haastige naaien, geloofde ze nog, dat dat ook bij den droom hoorde.

[pagina 91]
[p. 91]

't Moest een paar keer aangepast worden. Maar daar mocht Rozijntje nog niet bij in den spiegel kijken, - niet vóór het klaar was, mocht ze 't zelf zien.

Toen het laatste steekje eraan gedaan was, het laatste rijgdraadje eruit getrokken, - toen hij opgestreken en wel op Rozijntjes bed lag, of ie zóó van een winkel kwam, - toen zou dan het groote oogenblik komen, dat ze hem aan mocht passen. Eerst probeerde ze een paar grijze schoenen en kousen van Annie. Die zaten best. De schoenen wat wijd, maar met een propje papier in de punten ging het wel.

‘Nu word je gekapt’, kondigde Annie aan.

‘Wat ga je met me uitvoeren?’ sputterde Rozijntje nog tegen, maar ze zat al met een zuchtje van heerlijkheid op een stoel tegenover den spiegel.

‘Ben je mal’, zei Lea, ‘je mag nu nog niet voor de spiegel zitten. Je mag niets zien vóór het klaar is.’

En ze werd vervoerd naar een stoel, die zoo ver mogelijk van de spiegel af stond.

Annie kamde Rozijntjes lange, donkere haren uit.

‘'t Golft nog wel zoo mooi. Er komt niets van te zien als je 't zoo strak wegtrekt.’

Goed. Goed. Alles best. Annie moest maar met haar doen wat ze wou.

Rozijntje had zoo'n heerlijk gevoel van zelf niet te hoeven denken. Alles ging wel goed, zonder dat zij er zich mee bemoeide. Ze genoot, hoe die kam door haar haren getrokken werd en zij zat maar met de handen in haar schoot.

[pagina 92]
[p. 92]

Nu legde Annie het haar losjes over de ooren, vóór ze met vlechten begon.

‘Je maakt me toch niet doof?’ protesteerde Rozijntje zwakjes.

‘Je zult nog genoeg hooren’, werd ze gesteld.

Zoo. De lange vlechten lagen over haar schouders, en onderaan bengelden de twee breede strikken. Om het hoofd en de ooren voelde het los en raar, maar 't zou wel goed zijn zoo, - zij had zich er niet mee te bemoeien.

Nu de jurk aan. Die werd voorzichtig over haar hoofd gegooid, de armen erdoor gestoken, - hu, wat raar, zoo zonder mouwen, maar toch frisch ook, - rechtgetrokken....

Ze stonden haar allemaal blij-lachend aan te kijken.

‘Ga nu maar naar de spiegel.’

Ze ging.

En ze zag:

Een meisje, dat ze niet kende, dat ze nog nooit ontmoet had. Een meisje met opgewonden donkerblozende wangen, met glanzende oogen, met een lijst van losgolvend haar om het gezicht, en twee lange vlechten vóór haar schouders. Een meisje met een losse, lente-achtige lichtgroene jurk, en tegen haar ééne schouder een groote bloem.

Wie was dat meisje toch?

Was zij dat? Was dat Rozijntje, vaders huismoedertje en Jupie's groote zus, was het Rozijntje van de waschtobbe en de aardappelen en soeppan en de verstelmand en de dweil en bezem?

Neen, - wie het was, wist ze niet, maar Rozijntje was het niet.

[pagina 93]
[p. 93]

Langzaam, langzaam keerde ze zich om naar die achter haar stonden.

Ze zag drie lachende gezichten.

‘Nou?’

‘En?’

‘Ben je tevreden?’

Ze wist niet wat ze zeggen moest. Ze kon toch niet vertellen, dat ze het meisje in de spiegel niet herkend had.

Ze zuchtte alleen maar heel diep, en lachte verlegen.

‘Ik.... ik....’

Toen werd ze meegesleept door de blijdschap van de anderen en lachte ze gul mee.

‘Durf je nu mee naar 't concert vanavond?’

‘Ja.... en.... als ik eerst m'n haar maar weer netjes gevlochten heb.’

‘Kind, het is netjes gevlochten, - voor 't eerst van je leven echt netjes!’

‘Maar 't voelt zoo raar, net of ik het verlies.’

Annie trok aan haar vlecht.

‘Au!’

‘Zit het vast of niet?’

‘Het zit vast’, beaamde Rozijntje gedwee.

‘Durf je zoo naar 't concert te gaan of niet?’

Rozijntje draaide zich langzaam weer naar de spiegel en keek dat meisje vragend aan.

‘Ja.... e....’ begon ze.

En toen, met een zucht en een knik naar de spiegel:

‘Ja.... als ik eerst maar zeker wist dat ik dat ben!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken