Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozijntje (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozijntje
Afbeelding van RozijntjeToon afbeelding van titelpagina van Rozijntje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozijntje

(1931)–Clara Asscher-Pinkhof–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Hoofdstuk XX.
De fluit.

Lea ging weer naar huis. Nu zonder Rozijntje.

Een heele week nu. Want dokter ging ook een heele week op reis.

Ze zong het heele huis bij mekaar, die dagen van te voren. Naar huis! En de eerste dagen thuis nog niet eens aan 't vertrek hoeven denken!

Rozijntje zag haar wat spijtig aan, toen ze wegging. Al de heerlijkheden van haar reis naar de groote stad kwamen in volle glans in haar herinnering terug.

Kon ze nu maar mee! Die Vrijdagavond, toen ze opgenomen zat in het groote gezin, - die Sjabbosmorgen in sjoel, - die dagen van haastig naaien aan haar jurk, de jurk, - en toen de wonderlijke feestavond, die ze nu geloofde een droom te zijn. Kon ze maar mee!

Maar Lea ging alleen, en liet het huis leeg en stil achter. Hoe was het eigenlijk mogelijk, dat ze het vóór Lea's komst zóó lang zonder haar hadden gedaan!

[pagina 128]
[p. 128]

't Werd wel een trieste week. Meester gaf ook geen les in de Kerstvacantie. Het eenige lichtpuntje was de Dinsdagavond bij meneer en mevrouw. Dat was wel een zware tocht erheen, nu de wegen haast niet te berijden waren, maar liever nog zoog ze vast in de klei, dan die knusse Dinsdagavond opgeven. Juist nu, in de donkere, kille avonden, waren de lamp op tafel en het kopje thee iets, waar je een heele week naar verlangen kon.

En ze vertaalde nu zoo iets moois bij meneer! Meneer gaf onder het lezen allemaal knikjes naar haar, alsof hij zeggen wou, dat het allemaal op haar sloeg. Ze voelde zich erg gevleid, want als het op haar sloeg, mocht ze wel erg trotsch erop zijn!

illustratie heette het, - ‘een flinke vrouw’.

En dan werd er een heele boel van zoo'n flinke vrouw verteld, wat ze allemaal wel deed, en hoe goed en flink en lief ze was, - nou ja, een béétje overdreven was het wel, maar dat was het al gauw in het Hebreeuwsch, daar zeiden ze de dingen altijd dubbel zoo mooi als in 't Hollandsch, - maar als de helft of een kwart of een tiende ervan voor Rozijntje bedoeld was, kon ze er al lang tevreden mee zijn!

Ja, dat was haar lichtpunt in deze week, - haar eenige. O, ja, Jupie was ook thuis, maar zou hij er nog aan kunnen wennen, thuis te zijn, nu hij altijd schoolging? En zou zijzelf er nog aan kunnen wennen, zoo'n kletsmajoortje om zich heen, nu ze altijd stilletjes haar gang kon gaan met haar werk?

Jawel. Och jawel, dat zou wel meevallen. En

[pagina 129]
[p. 129]

aan deze week zou ook wel een eind komen, troostte ze zich.

En ze maakte de kleerkast open en aaide eens over de lichtgroene voile jurk uit de stad, - midden in den winter.

 

Lea genoot.

Ze bleef 's morgens zoo lang liggen, als ze zelf maar wou. Ze werd verwend, dat het een schandaal was. 't Was eigenlijk bespottelijk, vond ze, hoe ze allemaal thuis hun best deden, om het haar zoo prettig mogelijk te maken.

Dat kwam er van, als je niet thuis woonde. Dan was het zóó 'n feest, die paar dagen van thuis-zijn, dat de anderen en zijzelf er aan vreugde uit wilden halen, wat er uit te halen viel.

Ze liep nu met haar zusje de verschillende winkelvensters langs te neuzen. Ze was nogal rijk op 't oogenblik, en daar moest ze toch een goed gebruik van maken vóór ze weer arm werd!

Iets meenemen voor Rozijntje, mee naar 't kleine dorpje, waar niets te krijgen was.

‘Een wollen sjaal?’ opperde haar zus.

‘Nee’, dacht Lea hardop, ‘nee, zoo iets zou ze van haar vader ook kunnen krijgen. Nee.... ze moet het van niemand anders kunnen krijgen.... iets heel mals.... ik weet niet....’

Zus trok de schouders op; wie kon dáár nu uit wijs: iets heel mals....

Ze stonden nu voor een galanterie-winkel.

‘Een sieraadje soms?’

‘Och, ik weet niet. Wat voor sieraadje dacht jij dan?’

[pagina 130]
[p. 130]

‘Een speldje? Een kralensnoer?’

‘Och nee, wat heeft ze daar aan. Ze zou het toch nooit dragen.’

‘Maar wat dàn!’ werd Lea's zus wanhopig.

Lea zweeg nadenkend, liep maar weer door.

Opeens stond ze stil.

‘'k Heb het!’

Ze stonden nu voor een muziekwinkel. Piano's, orgels, allerlei muziek-instrumenten.

‘Wat dan? Wou je haar een piano geven?’

‘Was 't maar waar’, zei Lea ernstig. ‘Als ik rijk was, was er al lang muziek in Rozijntjes huis, zat ze allang 's avonds aan de piano. Maar’, - met een zucht, - ‘ik ben niet rijk....’

‘Straks zei je van wel!’

‘Toen dacht ik, dat ik rijk was, omdat ik dingen van een gulden zag. Maar als je piano's ziet, ben je arm.’

Haar zusje voelde veel voor die filosofie. Ze wist het zelf maar al te goed, had ze van haar zakgeld geleerd.

‘Maar wat wou je dàn?’

‘Zie je die witte celluloid fluit daar niet liggen? Dat is toch muziek? Daar kan Rozijntje toch van opfleuren?’

‘Kan ze fluitspelen?’

‘Leert ze gauw genoeg. Als ze do-re-mi-fa-sol maar leert te vinden. Zal ik het doen?’

En ze deed het. Op het zelfde oogenblik dat Rozijntje de pan met pot-eten stampte op de maat van een liedje, dat ze zachtjes neuriede.

 

[pagina 131]
[p. 131]

't Was àl fleur en vroolijkheid, wat Lea mee in Rozijntjes huis bracht, zóó, toen ze haar voet weer er in gezet had.

Jupie had er eigenlijk ook naar verlangd, dat ze terug kwam. Wat hàd je er aan: Rozijntje en vader en Jupie, - Jupie, Rozijntje en vader, en daarmee uit. Dat ging op den duur ook vervelen, hoor.

Daarbij kwam nog, dat hij stilletjes gehoopt had, dat Lea wel iets voor hem uit de stad mee zou brengen. Hij vroeg er niet om, - welke jongen zou zoo iets doen! - hij hoopte het alleen maar.

En 't was ook zoo. Ze bracht iets een wonderding voor hem mee, - ja, hoe zou je 't uitleggen, - er zaten chocolaadjes in, hè, maar die nam je er niet maar gewoon uit, die kwamen er alleen maar uit als je er een cent in stopte, en nu was het mooie, dat je door dat ding veel eerder es een cent kreeg dan anders, om te maken dat er een chocolaadje uit kwam. Zoo kreeg je centen èn chocolaadjes.

Was er ook wat bij voor Rozijntje? Ja, dan moest ze maar zelf mee naar boven gaan, als Lea haar koffer uitpakte.

Mocht Jupie ook mee? Nee, Jupie mocht niet mee. Die had z'n wonderding.

Rozijntje ging mee naar boven met kloppend hart. Fijn, om heelemaal niet te weten wat je kreeg.

Lea pakte uit en Rozijntje zat werkeloos op haar bed te wachten.

Onder in de koffer lag het.

‘Ik had je wel graag een piano gegeven’, zei Lea bedrukt. ‘Maar dat kon de bruin niet trekken. En ik wou toch zoo graag iets geven, - om lawaai te maken en zoo.... begrijp je, om hier muziek in huis te brengen, een beetje....’

[pagina 132]
[p. 132]

Onder deze redevoering had ze Rozijntje het lange dunne pakje gegeven.

Rozijntje rolde het open.

Een fluit.

‘Zou ik erop kunnen leeren spelen?’ vroeg ze gretig.

‘O ja, makkelijk.’

En Lea speelde voor: do-re-mi-fa-sol-la-si-do.

Rozijntje keek scherp toe, ook toen Lea het nog eens over deed.

‘Geef op. Nu probeer ik het.’

Ze speelde ook: do-re-mi-fa-sol-la-si-do.

‘Schitterend!’ prees Lea.

Rozijntje lachtte. Ze wist niet, dat de fluit al vat op haar begon te krijgen, al kon ze er nog haast niet op spelen. Dat de zorgeloosheid van een muziekding in haar huis al over haar kwam.

‘Nu een wijsje’, zei ze.

En ze zocht in haar geheugen naar het makkelijkste wijsje van school nog.

Ze tuitte haar lippen om het witte ding, en Lea en Rozijntje keken elkaar lachend-verwachtend aan, wat er wel uit zou komen.

En opeens drupte daar bescheiden een deuntje door het kleine slaapkamertje het open raam uit, de koude lucht in.

 
Alles blij
 
Maakt de Mei,
 
Alles opgewekt en blij....’

Midden in den winter!

 

[pagina 133]
[p. 133]

En Jupie zat beneden zijn wonderding te bekijken.

Tot hij boven hoorde: tuut-tuut-tuut.

Zou Rozijntje een muziek-ding gekregen hebben? Een mond-harmonica misschien?

Wel eenig om te krijgen!

Hij keek z'n wonderding eens aan.

Wat was beter, een muziek- of een wonderding?

Nee, het wonderding. Want daar kreeg je de centen van, èn de chocolaadjes, èn het wonder.

Maar boven was Rozijntje doodgelukkig met haar muziek-ding.

Want ze kreeg er de muziek van, èn de zorgeloosheid, - èn het wonder.

Het wonder van Mei, midden in den winter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken