Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die cronycke van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslant, met die cronike der biscoppen van Uutrecht (Divisiekroniek) (2011)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.77 MB)

XML (3.56 MB)

tekstbestand






Editeur

Aarnoud de Hamer



Genre

non-fictie

Subgenre

kroniek
non-fictie/geschiedenis-archeologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die cronycke van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslant, met die cronike der biscoppen van Uutrecht (Divisiekroniek)

(2011)–Cornelius Aurelius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een beclagelike lamentacie des keisers.
Dat LXXVIII capittel.

Ic, Lodewijc, bi der gratien Goods keiser van Romen, doen ic die strenge des gerechtes uut mijnre naturen moedere eerde, zijnder sommige insolent geworden, die doer mijn goedertierenheit van kersten menscen bina wrede Saracenen geworden zijn. Welck quaet alsoGa naar voetnoot313 voertgesproten is, dattet oec mijn alre liefste kinderen ende sonen tegens mi ghewapent heeft, want doe ic quam opten Logencamp, hebben mi mijn heren ende dienres gelaten, ende die wrede partije heeft tot hem mijn sonen getogen, die mi, onsculdich wesende, eylacen oneerlic tracteert hebben ende veel quaets opgeleyt; van dengenen dien ic nije moijelic geweest en hadde ben ic seer bespot ende belast geweest. Mer voer ogen nemende mijn voerleden zonden ende dat ic dit in Goods ordel wel verdient hadde, nam ict seer pacientelic al dat mi God opsende. In der stat van Swessionen brochten sij mi gevangen mit viander handen, ende setten mi int cloester van Sinte Sebastiaen ende Medaert, mijn patronen; ende want sij wel wisten dat ic die plaetse bijsonder beminde, ryeden sij my dat ic daer mijn wapen of soude leggen ende een geestlic habijt annemen, beslutende mi in een propere ende eygene behoedinge, om te bat volbrengen dat sij cloekelic tegens mi tracteerden. Ende senden tot mi also benaut zommige mijnre heren, die mi mit logentael onderwesen dat mijn waerde keyserinne ende wijf Judith een nonne geworden was, ende dat mijn alre liefste soen Kaerle die Caluwe, dien ic, als sij wel wisten, overmits sijn goede natuer boven mijn andere sonen beminde, sijn haer hadde doen ofsceren ende een monic geworden was. Ende bovenal quamen noch andere boden, die daertoe gehuert ende geordineert waren, seggende sekerlic dat mijn waerde wijf Judith gestorven was. Dit horende en conde ic mi langer niet onthouden, die alsdoe van mijn rijc versteken, van mijn lyeve wijf priveert, ende van mijn uutvercoren kint Kaerle die Caluwe beroeft was. Mer ic suchte ende weende menich tijt, ende en hadde niement buten God, Die mi enige troost gaf; want ic also nauwe bewaert worde, dat niement tot mi comen mochte, noch mit mi spreken; alleen was mi meer selden georloft ter kerken te gaen, of mitten broederen te spreken. Waerom dattet mi inviel te condigen den moniken mijns wijfs doot, als ic anders niet en wist om voer haer siel missen laten te doen, dwelc sij doer mijn oetmoedich gebet minlic annamen ende uut groter compassien, die sij tot mi droegen, beloefden sij my, indien ic in mijn verdriet verduldich bleef, dat mi God cortelic doer mijn verdienten ende gebeden zijnre heiligen vertroesten soude, dat welke also sonder twifel gevallen is, want ic vernam sekerlic doer een briefgen oft rolleken dat in mijn bedecamer geworpen ende van mijn cappellaen die dagelicxs voer mi misse dede, gevonden was, dat mijn wijf Judith noch leefde, dien ic also doot beweende, ende dijergeliken, dattet logentael was dat ic van mijn lieve zoon Kaerle hadde gehoert, ende

[pagina 79v]
[p. 79v]

dat hem niet quaets geschiet noch gedaen en was. Mer dattet mijn heren seer leet sceen te wesen, dat sij my soe deerlic hadden gelaten, ende dat alle mijn gemeen volck eendrachtlic ende goetsmoets daertoe arbeiden, om mi weder te restitueren ende te setten in myn rijc, dat sonder twifel doer Goods gracie, die sijn lieve vrienden straft ende castijt, ende doer tgebet mijnre patronen Sebastiaen ende Medaert tot een perfectie ende volmaect eijnde gebrocht is.

voetnoot313
olso AB.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken