Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De idealisten (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van De idealisten
Afbeelding van De idealistenToon afbeelding van titelpagina van De idealisten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (2.31 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De idealisten

(1919)–Lode Baekelmans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

De ontgoocheling.

Un malheur des femmes, c'est que les preuves de ce courage restent toujours secrètes et soient presque indivulgables.
     De l'Amour.           Stendhal.

NADAT Juffrouw Augusta haar tweede broodje en haar derde kopje koffie gebruikt had, zat zij een poosje te kijken naar de tiktakkende pendule in de halfdonkere huiskamer. Bij het ontbijt genoot zij van een poosje rust. Daarna kwamen de menschen en moest men praten.

Buiten, op de achterplaats, lekte de regen van de dikgewassen klimop. Onder aan de gaslamp hing een verdord hulsttakje met verrimpelde bollekens. Op de schouw stonden de portretten van vader, moeder, en van een broeder die te Luik woonde. De ouders waren lang reeds overleden, de broeder was vervreemd en kwam haar zelden bezoeken.

Aan de kleine levensdingen peinsde zij, poetste onderwijl haar nagels, hoorde het dagmeisje in de gang over en weer loopen en met emmers rammelen.

Juffrouw Augusta had gisteren haar verjaardag gevierd, haar twee-en-dertigsten verjaardag. Niemand had haar gefeliciteerd, niemand had bloemen gezonden. Eenzaam had zij s avonds een glas wijn gedronken en naar de eikenhouten Mechelsche buffetten gestaard, naar de pendule en de portretten, naar de dorre hulstbesjes. De dagen waren ijdel in de vlucht der jaren!... In den spiegel zag zij haar beeld, haar mager lijf en haar scherp gelaat onder een helm van aschblond haar. Eeuwig droeg zij een Engelsch, taffen bloesje met witten boord en manchetten, een zwarten rok, een reesel sleutels aan een ketting en een potloodje aan een zwarte koord. Haar blauwe oogen waren verflauwd in het jarenlange schemerlicht, haar gelaat was bleek en rond den mond liepen twee groeven. Mistroostig leek

[pagina 144]
[p. 144]

zij, stroef en gesloten. Aan haar linkerpink droeg zij een ring van vader, een ring met opaal, vol wisselend licht.

Toen het acht uur sloeg wipte Juffrouw Augusta recht, nam een zakdoek uit het buffet, opende een reukfleschje, goot profijtelijk een paar druppels ‘Violettes de Parme’ in de vouwkens, bracht het fleschje nog eens aan haar scherpen neus... Dan was zij vaardig voor de dagtaak, ging in den winkel en sloot de glazen deur achter zich.

De winkel was frisch wit geverfd en het houtwerk met gouden biesjes afgezet. In de schuiven lagen de hemden, in doozen waren de boorden en manchetten, de veelkleurige dasjes en bretellen geborgen. Onder het glas van den toog lag een keus van fantaisiespelden, manchetknoopen, boordhaakjes en hemdknoopjes.

Een zwak voorjaarszonnetje glom op de koperen stang voor den toog, lei een doorzeefde schaduw naast het rieten stoeltje.

Juffrouw Augusta boog zich nu in het uitstalraam, vouwde een paar plooikens recht in opgezette, zijden foulards, streek over een paar dasjes, verschoof een reukfleschje, keek naar de nieuwe lichtblauwe en teerbruine hemden in shirting en zefir.

Vlug liepen de mannen voorbij, de kantoorheeren die geen tijd verbroddelden aan winkelen en kijken. Straks pas flaneerden de fijnere lieden die kiezen konden en keuren. Maar dat drukke straatleven had een bijzondere bekoring voor Juffrouw Augusta. Zij wist op een seconde na wie nu van links of rechts kwam, wie een krant in de hand hield, wie een pijp of een sigaar rookte. Sommigen hadden haar sympathie gewonnen, anderen mocht zij niet lijden. Dagelijks zag zij dezelfde menschen die in 't hart van de stad hun bezigheid hadden. Soms verdween er een en dan giste zij een paar dagen lang naar wat er gebeurd was. Was hij uitgeschakeld of gestorven? Kwam de man na enkele dagen weer terug, dan was hij ziek geweest. Maar wanneer Mijnheer Crauwels voorbij kwam, rond negen

[pagina 145]
[p. 145]

uur, dan voelde Juffrouw Augusta toch iets bijzonders, even stond haar hart stil, viel dan sneller aan 't kloppen, een vleugje rood overtrok haar gelaat, en zij knikte hem toe met welbehagen en wat beschaamde coquetterie.

Daarna trok zij zich terug, keek naar een vochtige plek in het plafond, een vreemd uitgeloopen figuurtje en dacht aan Mijnheer Crauwels.

Mijnheer Crauwels was een aardig, opgewekt man met flinke positie in den graanhandel... De vijf-en-dertiger was ongehuwd, hij droeg een verrukkelijke blonde snor die hij kranig opstreek.

Juffrouw Augusta telde hem reeds jaren onder haar klanten. Soms, als hij een oogenblikje te verpraten had, kwam hij ook wel eens zonder andere reden op het rieten stoeltje zitten. Dan leunde zij op de glazen kast en luisterde, luisterde naar zijn gekeuvel. Dat was haar een groot plezier, zijn stem klonk aangenaam en zijn woorden schenen zoo vertrouwelijk en bezadigd. Mijnheer Crauwels hield veel van haar magazijn... Hij was een man die een fijne kleurennuance wist te onderscheiden en te waardeeren, was een man die oog had en zin voor een nieuwmodisch dasje, gaarne reukwerken vergeleek... En in de ‘Chemiserie’ hing een eigenaardige geur van linnen, zijde en van parfumerie. In den zomer bracht Mijnheer Crauwels wel eens een ruiker mee die dan dagen, in een vaasje, op den toog te pronken stond.

Wat zij hoopte of verwachtte zei Juffrouw Augusta nooit. Misschien gaf zij er zich zelf geen rekenschap van wat zij droomde en zich verbeeldde.

Wanneer Mijnheer Crauwels in haar winkel stond te kiezen, en zij gewaar werd hoe zijn smaak met haar goesting overeenkwam, dan was zij gelukkig. Zij genoot van het oogenblik dat haar afzondering doorlichtte, van de woorden die haar vriend sprak, en voelde zich levendig en behaaglijk in zijn gezelschap. De momenten lieten een glansstreep na in het dagelijksch gedoe.

Zij wist zich precies te herinneren wat hij gezegd

[pagina 146]
[p. 146]

had over een parelgrijs dasje vol zilveren weerschijn, over paarszijden kousen, over een rose borstrok en onderbroek, over een teerblauwe pyjama met witte brandebourgs. - Mijnheer Crauwels hield veel van toilet en kon fraai uitweiden over smaak en kleuren, over al wat een man onderscheiden kan van de vlerken die geen besef hebben van wat chic is en verfijnd... Hij wist wanneer de reizigers den winkel hadden bezocht en de laatste nieuwigheden aankwamen... Het gebeurde zelfs dat hij haar aandacht vestigde op wat andere winkels te koop boden. Aan Mijnheer Crauwels dankte zij haast haar liefde voor haar zaak.

Uit haar mijmering werd zij nu opgeschrikt door een dik, kortademig heerschap die een dozijn lage boorden verlangde, een paar bretellen koos en de koopvrouw in haar wakker riep. Hij was zeer kieskeurig en niet haastig. Voor zij de uitgepakte doozen kon opbergen, - kwam een jonge flierefluiter die een fleschje reuk verlangde om cadeau te doen aan zijn liefje. Hij zei het niet precies, maar zij besefte het met loozen koopmanszin. Na lang aarzelen koos hij een flaconnetje ‘foin coupé’.

Terwijl zij bezig was met den boel op te ruimen kwam de druk-vroolijke Juffrouw Hortense binnen.

Juffrouw Hortense was een oude vrijster die veel hield van een lekkere tafel en gaarne onder de menschen kwam. Zij kleedde zich als een jonkheid, verborg haar roodbeaderd gezicht onder een laag poudre de riz, liep de bekenden af om de laatste nieuwtjes aan het klokzeel te hangen. De oude rentenierster was de eigenares van het huis en kwam dikwijls, ook wanneer het geen vervaldag was, met haar huurster babbelen.

- Dag Juffrouw Augusta, zei ze blijmoedig, terwijl zij haar groen voile naar omhoog schoof.

- Dag Juffrouw Hortense!

- Ik ga er bij zitten, ik ben moe van 't loopen...

- Schoon weer?

- Ja, 't is lente... de regen is opgetrokken en de zon schijnt...

[pagina 147]
[p. 147]

- Vuil onder de voeten!

- Ja, ja... maar 't zal opdrogen... En wat nieuws?

- Ik heb geen nieuws... in een affaire heeft men te veel te doen en ik ga weinig uit...

- We zullen Zondag eens samen naar den Cinema gaan... Ge zijt nog veel te jong om zoo altijd alleen te zitten koekeloeren... Ik zal eens een vrijer voor u zoeken...

- Foei, juffrouw Hortense!...

- Wel natuurlijk!... Waarom niet?...

- Ik zit al in Sint Anna's schapraai!

- Maar schaap lief toch!... En ik dan?... Ik verwacht Jan van Pas nog... Hij komt soms als men er het minst aan denkt!... Men mag nooit wanhopen!

- Zoo, peinsde Juffrouw Augusta.

- Maar ge moet meer uitgaan!... Het spreekwoord zegt wel dat men de beste koeikens op stal zoekt, maar het spreekwoord is zoo oud en dat is niet altijd waar... We gaan dus samen naar den Cinema!

- Ja!

- Ge kent Juffrouw Mathilde, de dochter van den apotheker op de Koperen brug?... Ge kent ze wel, de oudste van die drie magere spoken... Ze hebben centen, dat is waar... Awel, zij is verloofd...

- Is dat waar?

- 't Is zeker waàr... ik weet het van de meid die het in den winkel verteld heeft... Ze is wel vier-endertig...

- Dat is ze zeker, knikte Juffrouw Augusta ijverig.

- Ze hebben haar verleden Zondag op het Groenkerkhof gezien aan den arm van haar vrijer... en 't was gelijk een kindervrijagie. Zij stonden bloemen te kiezen. Wat zegt gij daarvan?

- Wel! Wel!

- En haar vrijer is 'n flinke jongen... Wacht eens... Ze hebben mij zijn naam genoemd... ge moet hem ook kennen... Mijnheer Crauwels!...

[pagina 148]
[p. 148]

- Mijnheer Crauwels, herhaalde Juffrouw Augusta toonloos, neen, dat kan niet waar zijn...

- 't Is nochtans zoo... een jongen met goede vooruitzichten...

Het schemerde Juffrouw Augusta voor de oogen, alleen de wiebelende aigrette op den hoed van Juffrouw Hortense zag zij nog. Het angstzweet brak haar uit.

- Zijt ge zeker, stamelde zij.

- Zoo zeker als ik hier zit, bevestigde de praatster, maar wat is er?...

- Niks!... Toch, ik weet niet... Ik ben zoo aardig... alles draait mij voor de oogen.

- Dat gaat over, troostte Juffrouw Hortense, dat is het voorjaar... wij, vrouwen, hebben wel last van die ‘vapeurkens’...

- 't Is al beter!

- Maar nu moet ik weg... ik kom u Zondag halen!...

- Ja!

- Bonjour!

Juffrouw Augusta stond alleen in haar winkel en staarde voor zich uit. Een koude rilling liep haar door het lijf en haar mond was droog. Onwillekeurig begon zij de doozen te sluiten en weg te bergen. Wat viel Mijnheer Crauwels haar tegen! Dat had zij nooit van hem gedacht. Een man is toch een vreemd schepsel! En hij die zoo van fijne dingen hield, van reukwerk en kleurig ondergoed. En hij had haar nog gewoon vriendelijk toegeknikt!... Geen woord had hij gerept over zijn verloving wanneer hij laatst nog zoo vertrouwelijk had zitten praten. Had hij dan nooit begrepen wat hoop hij in haar gewekt had? Of waren het de centen van Juffrouw Mathilde die hem verleid hadden.

De zon was weggetrokken en het schemerlicht valuwde in het vertrek.

Stilaan herwon zij haar kalmte. De groeven rond de mondhoeken teekenden zich scherper af en haar gelaat kreeg een harde uitdrukking.

[pagina 149]
[p. 149]

- Laat eens zien, mompelde zij.

Juffrouw Augusta nam een register, bladerde er in en knikte.

Toen nam zij een rekening en begon ijverig over te schrijven.

Een oogenblik later riep zij de meid en zond haar naar het kantoor van Mijnheer Crauwels met de driemaandelijksche rekening die zij voor voldaan geteekend had.

De meid keerde spoedig weer met het geld. - Terwijl zij natelde verklaarde de meid:

- Mijnheer Crauwels bezag mij zoo vies, hij deed zijn mond open om iets te zeggen maar zei niks en gaf maar direct de centen.

- Dat dacht ik wel, antwoordde Juffrouw Augusta raadselachtig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken