Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De idealisten (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van De idealisten
Afbeelding van De idealistenToon afbeelding van titelpagina van De idealisten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (2.31 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.36 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De idealisten

(1919)–Lode Baekelmans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 150]
[p. 150]

De inwijding.

Si jeunesse savait, si vieillesse pouvait!...

HET vijftigjarig ambstjubileum van Mijnheer Deckers werd op een banket gevierd.

Het feest liep ten einde. Het licht straalde nog, maar de kellners stonden reeds achteloos nabij de deur. De bleeke broeikastbloemen, witte seringen, teere rozen, vaalbespikkelde orchideeën verscholen in mosgroen en fijne varens, prijkten op de tafel midden van zilver en kristal. De koffie en de likeuren werden opgediend zoohaast de beide chefs van de firma de zaal hadden verlaten. De toasten waren vervlogen en gezellige groepjes zaten nu, bij middel van ‘triple sec’ en ‘cognac’, den feestroes te voltooien. De stemmen rumoerden en de rook kronkelde naar de zoldering op.

Een gast die voor zeer sober doorging en rookte noch dronk, zat belangstellend te luisteren en pelde ondertusschen onverpoosd appelsienen of schilde blozende appels. Een tweede had het op druiven gemunt, een derde die een herinnering aan het festijn wou bewaren, voorzag zich van sigaren en dessertkoekjes. De twee loopjongens, die zeer vroolijk waren, schonken de kletskens champagne uit en kraakten amandels.

De heeren hadden stralende oogen en roode gezichten. Zij droegen zwarte redingoten en hun gesteven overhemden zaten vol plooien en deuken.

Een beetje gescheiden van het personeel zat de jubilaris met twee heeren rustig te kijken en te rooken.

Mijnheer Deckers was een stevige, kortgebouwde zeventiger, met witte snor en kortgeknipt satersbaardje. Boven zijn voorhoofd stond een bosje haar geplant en rond zijn kale knikker liep een krans van grijze haren. Zijn oogen klaarden goedig blauw onder zijn zware wenkbrauwen, zijn jukbeenen kleurden rozig, zijn neusvleugels

[pagina 151]
[p. 151]

sperden open. Hij was rustig en sober in beweging. De oude procuratiehouder, die in zijn midden voor een soort wijsgeer doorging, zag het feest verschalen. De ijle tijd stond niet stil en dat wist de verstokte jonggezel maar al te wel. Heden had hij zich een terugblik mogen gunnen op zijn leven, hij had lofspraken aangehoord, herinneringen waren opgedoken, oude gebeurtenissen werden opgehaald, silhouetten opgeroepen van menschen die reeds lang onder het groene laken lagen. Hoe broos, peinsde hij. Soms scheen het hem zelf een droom en daarom drong hij niet aan en liet de heeren feesten naar eigen zin.

Naast hem zat een veertigjarige. Een gewikst man met energiek gezicht, scherpe neus en vinnige bruine oogen. Zijn blond haar vertoonde een grijzen glans, zijn snor was kortgeknipt. Mijnheer Valk was een onverdroten werker die zich door de chefs had weten te doen waardeeren in den loop van tien dienstjaren. Hij had een harde jeugd doorleefd, was als bureeljongen begonnen en door zelfstudie en vlijt vooruitgekomen. - Vroeg getrouwd en in de zorgen had hij rondgezworven van kantoor naar kantoor. Overal leerde hij wat, overal zag hij schrander uit zijn oogen maar kreeg zeer laat de wind in zijn zeilen. Eindelijk bij zijn huidige patroons kwam hij in veilige haven. Hier kon hij zich doen gelden en onlangs werd ook hem de procuratie toevertrouwd. Met vrouw en kinderen naar buiten wandelen en in zijn vrije uren romans lezen, was zijn eenige uitspanning.

Mijnheer Deckers ging dagelijks naar de herberg. Mijnheer Valk kwam er nauwelijks na de beurstijd. De oude heer kon goed met zijn collega overweg. Valk luisterde of scheen gewillig te luisteren naar zijn koffiehuisnieuwtjes maar sprak nooit over zijn eigen uitspanning.

De derde was een neefje van een der chefs. De jongeling had het Handelsgesticht bezocht en na twee jaar in de zaak werkzaam te zijn geweest, was de student nog niet in hem ondergegaan... Zijn haren

[pagina 152]
[p. 152]

stonden in een blonden borstel opgekamd en zijn zachtzinnige, blauwe oogen zaten glunder achter de glazen van een neusnijper. Zijn gekleede jas scheen eleganter van snede. - Hij rookte zijn eigen sigaretten die hij keer op keer uit een zilveren koker nam. Loos glimlachend volgde hij de bewegingen van den facturist, die de sigaren en dessertkoekjes verzamelde en in zijn binnenzak smokkelde.

- Zoo is de schoone dag haast voorbij, zei de jongeheer Andersen.

- Ja, overwoog Mijnheer Deckers, zoo gaat alles voorbij en laat een droom als herinnering na...

- Uw leven is toch benijdenswaardig geweest, gij hebt uw ideaal gehad...

- Mijn ideaal?

- Hadt gij iets anders gedroomd, ondervroeg de Jongeling verwonderd.

- Wat ik verlangd heb weet ik zelf niet, bedacht de Jubilaris en staarde naar het geschilderd plafond, een blauwe hemel waarin witte wolkjes dreven.

- In uw werkkring hebt ge toch alle voldoening gevonden... en van het leven hebt ge goed geprofiteerd.

- Ja!... Ik ben een oud man met veel herinnering en ondervinding... 'k weet niet hoe ik 't zeggen moet en 'k heb vergeten wat ik vroeger gewenscht heb... ge leert aanvaarden wat het toeval brengt...

- Ja, het leven, zei Mijnheer Valk, zag naar zijn gezellen maar sprak zich niet verder uit.

- Ik heb kat noch kraai, meende de Jubilaris, ken geen zorgen en heb schoon geprofiteerd van alles wat te genieten is... Maar ik geloof dat ik het me toch wel eens anders heb voorgesteld... lang geleden, toen ik nog jong was. Wat is uw ideaal, Mijnheer Andersen.

- Wel, aarzelde de Jongeling, ik wil mijn weg maken in de zaak...

- En dan?... Ik heb mijn weg gemaakt en nu is mijn leven voorbij!...

- Gij weet niet wat het leven is, zei Mijnheer Valk eenigszins bitter tot den Jongeling, gij hebt alles ge-

[pagina 153]
[p. 153]

schoteld gekregen, mogen studeeren en dan uw plaats klaar gevonden...

- Ik weet wel dat het u niet zoo gemakkelijk viel, gaf de Jongeling toe, maar u zijt ook een selfmade man en u is er toch ook gekomen...

- Ja, bekende Mijnheer Valk met vreemden klank in de stem, maar ik moest werken om te eten... Met mij werd in de firma een jongen met lang haar in dienst genomen... een dichter... Mijnheer Deckers zal het zich nog wel herinneren... Het was een verstandige jongen maar die heel andere bekommernissen had dan zijn kost te verdienen... Mijnheer Deckers heeft hem zekeren dag in zijn kantoor geroepen... Met uw droomen, jongen, zult gij hier nooit tot iets deugen, heeft hij hem gezegd...

- Ja, dat weet ik nog, bekende Mijnheer Deckers, 't was een aardige jongen...

- Hij is later een uitstekend journalist geworden... Maar verzen heeft hij niet meer geschreven... Hij dient de politiek van zijn gazet... En ik zou haast denken dat wij allen een beetje dichter zijn, - lachte Mijnheer Valk schamper.

- Goed dat zij ons op de Beurs niet hooren, vergoeilijkte de Jubilaris.

- Als wij nu eens naar de meiskens gingen, stelde de wispelturige Andersen voor.

- 't Wordt tijd dat ik naar huis ga, meende Mijnheer Valk, die van geen buitensporigheden hield.

- Mijnheer Valk vreest de verleiding, pinkte zijn oude Collega.

- Neen, maar ik bezoek nooit nachtkroegen...

- De heeren zijn jong, verontschuldigde Mijnheer Deckers, en mij herrinnert het mijn jeugd... Adieu, schoone dagen!...

- De herinnering moet schoon zijn, polste Andersen.

- De werkelijkheid was beter, mijn jonge vriend; er gaat niets boven tastbare werkelijkheid... In dien tijd zongen wij Béranger... Gij kent ze niet meer die liedjes...

[pagina 154]
[p. 154]
 
Que dans l'or mangent les grands,
 
Il ne faut à deux amants
 
Qu'un seul verre, qu'une assiette.
 
Turlurette,
 
Turlurette,
 
Bon vin et fillette!

zong de Jubilaris gedempt en met bevende stem.

- De eerste liefde, misprees Mijnheer Valk, dat is ook zoo'n thema voor dichters... het eerste liefje is iets in den aard eener eerste sigaar... men proeft en 't smaakt niet lekker... soms krijgt men er draaienissen van...

Mijnheer Valk loog maar wat, want hij was zelf gelukkig met zijn kalverliefde verbonden...

- Geloof hem niet, Mijnheer Anderson, ijverde de Jubilaris, ik, een oud vrijgezel, ik verzeker het u... Ho, de eerste liefde!... Als ik aan Fientje denk!... Zij had oogen gelijk karbonkelsteenen, zwart haar en een boezem... Ik mag het nu gerust verklappen... Wat heerlijke tijd...

De jongeling knikte welgevallig en Mijnheer Valk tuurde naar de bleeke seringen en bekende, hij wist niet waarom:

- Zij was de dochter van een smid. De keuken lag achter de smidse... Zij zat op mijn schoot en wij dachten maar aan de toekomst die zoo donker was... In de smederij stond haar vader aan het aanbeeld... de leerjongen trok de blaasbalg en het vuur gloeide... van het ijzer sprongen de roode gensters... Het is wonderlijk hoe het vuur troosten kan... Wij spraken niet en wij droomden maar... Daar leerde ik begrijpen dat men onverpoosd werken moet... Wanneer ik nu nog voorbij een smidse kom, blijf ik onwillekeurig staan...

Mijnheer Valk zweeg, gehinderd door zijn bekentenis, stak een versche sigaar op.

- Fientje, zuchtte Mijnheer Deckers.

- Was zij schoon? informeerde de Jongeling.

[pagina 155]
[p. 155]

- Schoon!... Ach, ik weet het niet... het zal wel niet... zij was pront en stevig... Ik zal het nu maar openhartig bekennen... Zij was twee-en-vijftig en ik amper zestien...

- Maar, Mijnheer Deckers!

- Ja, het was nu eenmaal zoo en niet anders...

- Dan heeft zij u verleid?

- Dat zal wel... Ik was een wees en woonde bij mijn zuster... Fientje was de baker... Lach niet, Heeren...

- En heeft het lang geduurd?

- Enkele maanden, Mijnheer Andersen, tot mijn schoonbroer er lucht van kreeg en dan was het gedaan... En toch getuig ik nog dat het eerste liefje onvergetelijk is... In de jeugd is alles schoon... Kon ik maar...

De Jongeling lachte gemaakt, Mijnheer Valk rookte en de Jubilaris peinsde aan de vervlogen jeugd.

De facturist kwam hen storen; hij deed een omhaling voor de kellners, hield twee borden in een servet gewikkeld.

Dan brak het gezelschap op. Terwijl Mijnheer Deckers zijn overjas aantrok zong hij opgewekt:

 
Sur un trône est-on heureux?
 
On ne peut s'y placer deux;
 
Mais vivent table et couchette!
 
Tulurette,
 
Tulurette,
 
Bon vin et fillette!

Het schemerde de heeren voor de oogen. Buiten, in de voorjaarslucht, lichtte de maan door den gesloten wolkenhemel.

Mijnheer Valk sloop zonder afscheid weg... In de verte hoorde hij de vroolijke luidruchtigheid. Mijnheer Deckers stapte voort met de jeugd en wees hen den weg.

Plots zongen zij in koor. Mijnheer Valk begreep

[pagina 156]
[p. 156]

niet hoe zij zoo zorgeloos-opgewekt konden zijn. 't Is de champagne, oordeelde hij...

In de lucht aarzelde de beiaard en liet zijn klanken drijven in den stillen avond. Het Groen-kerkhof lag verlaten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken